zondag 19 november 2017

Het meisje in het lied

Lola bestond echt. De verleidelijke danseres die pas in de vroege ochtenduren een man bleek te zijn, zoals The Kinks haar bezongen in hun grootste hit Lola, was gebaseerd op een waar gebeurde geschiedenis. Die speelde zich af tijdens een tournee van de groep. Na een optreden gingen The Kinks met hun entourage naar een club (in de songtekst van Ray Davies is sprake van een etablissement in de Londense wijk Soho), waar ze een paar nieuwe vrienden en vriendinnen maakten.

En toen de handeling zich later die nacht verplaatste naar het appartement van hun manager Robert Wace, kwamen er enkelen mee. Wace – en dus niet Davies zelf – was degene die steeds hitsiger danste met een onbekende zwarte vrouw uit het gezelschap. “Dit wordt wat”, zei de manager tegen de leadzanger. Pas tegen zessen zag Davies dat er stoppels op de wangen van de vrouw begonnen te groeien. Maar toen hij Wace daarop attent maakte, antwoordde deze: “Ik ben te dronken om me daar druk over te maken”.

Dit is althans het meest waarschijnlijke verhaal achter de hit, aldus Michael Heatley en Frank Hopkinson in hun pas verschenen boekje The Girl in the Song, een bundeling van verhalen over de ware identiteit van de vrouwen over wie de grootste succesnummers uit de popgeschiedenis zijn geschreven.



Maar er bestaat ook een andere theorie. Het blad Rolling Stone schreef dat Lola in werkelijkheid de travestiet Candy Darling was, die in de late jaren zestig enig opzien baarde in de kringen rondom Andy Warhol en ook werd bezongen door Lou Reed in diens klassieke Walk on the Wild Side. Ze zou zelfs een korte verhouding met Ray Davies hebben gehad. Ze stierf in 1974 aan leukemie, maar haar faam duurt voort: op de vijf jaar geleden uitgebrachte cd I am a bird now van Anthony and the Johnsons staat een foto van Candy Darling op haar sterfbed. Het is een aantrekkelijke gedachte dat ook Lola over haar gaat. En toch houden Heatley en Hopkinson het bij het anonieme lustobject ten huize van de Kinks-manager.

Nog een voorbeeld: wie was de parkeermetercontroleur uit het Beatles-nummer Lovely Rita? Zij blijkt met naam en toenaam traceerbaar te zijn. Meta Davies heette ze. Haar verhaal luidt dat ze in 1967, op een parkeerplaats in de nabijheid van de Abbey Road-studio’s en de in die buurt woonachtige Paul McCartney, een parkeerbon uitschreef en op een autoruit bevestigde omdat er geen geld meer in de parkeermeter zat.

Juist op dat moment kwam McCartney aanlopen. Hij las haar handtekening en vroeg of ze echt Meta heette. De coïncidentie dat zo’n parkeerdame in het Amerikaans als meter maid wordt aangeduid, sprak de Beatle zeer aan. De poëzie werd hem zodoende in de schoot geworpen. Zelf kon hij zich het voorval later niet meer herinneren; ach, hij had wel vaker een parkeerbon gekregen van iemand die Rita heette.



Onbetwist is daarentegen de identiteit van The girl from Ipanema, de ranke schoonheid die dagelijks heupwiegend door de stijlvolle wijk Ipanema, op weg naar het strand van Rio de Janeiro, sigaretten kwam kopen in het café waar tekstdichter Vinicius de Moraes en muzikant Antônio Carlos Jobim vaak zaten te broeden op nieuwe nummers. Al in 1965, een paar maanden nadat de song een wereldhit was geworden, verklaarde De Moreas op een persconferentie wie deze ‘mengeling van bloemen en zeemeerminnen’ in werkelijkheid was: Heloísa Eneida Menez Paes Pinto ( artiestennaam Hélo Pinheiro), toen vijftien jaar oud. Ze profiteerde volop, poseerde prompt voor de Braziliaanse editie van Playboy (en in 2003 nogmaals, samen met haar dochter) en opende de boetiek Garota de Ipanema, naar de Braziliaanse titel van het nummer.

Natuurlijk komen er ook veel al of niet verloren liefdes aan de orde. Serge Gainsbourg schreef Je t’aime (moi non plus) voor zijn recente verovering Brigitte Bardot en zette het met haar op de plaat. Maar onder druk van haar echtgenoot Günther Sachs gaf ze geen toestemming om die opname op de markt te brengen, waarna Gainsbourg een nieuwe versie maakte met Jane Birkin – en een verhouding met haar begon.

Het fameuze Suzanne van Leonard Cohen was gewijd aan zijn muze Suzanne Verdal en Every breath you take van The Police ging over Frances Tomelty, de echtgenote van leadzanger Sting. Al valt bij dat laatste wel iets recht te zetten. Volgens velen is het immers een hymne aan de eeuwige trouw, het lied van een man die iedere stap van zijn vrouw zal volgen. Sting schreef het echter na zijn scheiding niet als liefdesliedje, maar als een uiting van pure jaloezie. Zelf vond hij het een hoogst sinister nummer. En dat het geregeld wordt gedraaid op huwelijksfeesten, amuseert hem hogelijk.

Navrant is tenslotte het verhaal over het geestverruimende Beatle-nummer Lucy in the sky with diamonds. We wisten allang dat John Lennon die titel had ontleend aan een tekening waarmee zijn zoontje Julian op een dag van de kleuterschool kwam. De kleine Lennon had zijn vierjarige klasgenootje Lucy O’Donnell getekend in een hemel vol sterren en diamanten.

Maar veel minder bekend is het feit dat deze Lucy nooit veel op had met het lied: “Ik zie geen vierjarig kind rondrennen met ogen als caleidoscopen. Dat is onzin”. Ze trouwde met een jeugdvriend (er kwam een felicitatie van Julian), werkte in de kinderopvang zonder zelf kinderen te krijgen en stierf vorig jaar, pas 46 jaar oud, aan een infectie die dodelijk was omdat ze aan de auto-immuunziekte lupus leed. Soms moet men misschien niet alles willen weten.