dinsdag 25 oktober 2016

Are you lonesome to-night ?





Het was manager Colonel Tom Parker die over Presley het volgende zei: ” When I first knew Elvis he had a million dollars worth of talent. Now he has a million dollars“. Of Parker, Presley’s talent altijd in goede banen heeft geleid, is een ander paar mouwen.

Parker had besloten Presley na diens legerdienst om te scholen tot een soort boy next door. Dat de jongeren dol waren op The King was meegenomen, maar hun ouders over de streep trekken, was een andere zaak. Terwijl Presley in Duitsland zijn legerdienst volbracht, bedacht de Colonel een slimme zet. Hij zou van The King of Rock and Roll een mainstream artiest maken. Eentje die liedjes zou zingen die pa en ma ook lustten. En hij zou hem laten optreden in films The King onwaardig, maar de dollars zouden binnenstromen en Parker kreeg nog gelijk ook.

Parker bemoeide zich met alles, dus ook met de repertoirekeuze van Elvis. Begin april 1960 is een datum die de Presley fans in hun geheugen hebben gegrift, want toen trok Presley naar de befaamde Studio B in Nashville om daar tijdens een marathon twee dagen na mekaar een hele rist hits in één keer in te blikken waaronder Are you lonesome tonight, een song in 1926 geschreven door Roy Turk en Lou Handman en een jaar later opgenomen door de blanke zanger Al Jolson die populair werd dankzij de in die tijd lucratieve minstrelshows. Jolson was op dat moment net zo populair als The Beatles dat in de jaren zestig waren, een echte ster dus! De jaren nadien zou Are you lonesome tonight diverse malen gecoverd worden, ondermeer door The Ink Spots, Frank Sinatra, Bryan Ferry en ga zo maar door.

Colonel Parker had jaren voor hij met Presley optrok countryzanger Gene Autry’s carrière nog in goede banen geleid. Eén van Autry’s hits in de loop van de jaren dertig was diens cover van Are you lonesome tonight. Parker’s vrouw was een enorme fan van Gene en van dat nummer en om zijn vrouw te plezieren had hij aan Elvis gevraagd dat nummer voor haar in te blikken. De 4de april 1960 zat Presley dus in Studio B samen met producers Steve Sholes en Chet Atkins. De opnamesessie begon om 4 uur in de morgen en duurde tot zeven uur ‘s ochtends. Tijdens die drie uur durende sessie namen ze vijf songs op: Reconsider baby, I will be home again, Girl next door went a ‘ walking, Such a night en Are you lonesome tonight. Voor de begeleiding zorgden: gitaristen Scooty Moore en Hank Garland, bassist Bob Moore, drummer D.J. Fontana, pianist Floyd Cramer, saxofonist Boots Randolph en de backingvocalisten The Jordanaires. Tijdens de opname van Are you lonesome tonight vroeg Presley of de studioverlichting kon gedimd worden, zodat hij zich volledig op de inhoud van de tekst kon concentreren. Vooral het parlandogedeelte- het deel met de gesproken tekst- wou hij op een onnavolgbare manier op plaat zetten, wat hem ook gelukte. Die tekst was een verwijzing naar een tekst van William Shakespeare waarin die de wereld met een podium vergelijkt waarop ieder van ons zijn rol krijgt toebedeeld. Elvis had een paar takes nodig om de klus te klaren. De beste delen werden na de opname samengevoegd en meteen gemasterd.

Het stond voor de heren van Presley’s platenfirma RCA van meetaf aan vast dat dit zo snel mogelijk op single moest worden uitgebracht. Nadat Presley in 1960 al op één had gestaan met Stuck on you en It’s now or never, werd de 14de november van dat jaar Are you lonesome tonight op single uitgebracht. De single kwam meteen Billboard’s Hot One Hundred binnen op de 35ste plaats om twee weken later op één te prijken. Maurice Williams and The Zodiacs stonden op dat moment op één, maar moesten na één week oprotten en plaatsruimen voor The King die het daar zomaar liefst zes weken volhield. Toen vond Bert Kaempfert het welletjes en nam het roer over met Wonderland by night. Ook in Engeland zat er voor Presley een nummer één in net zoals voor zijn vorige single It’s now or never. In Nederland knalde It’s now or never meteen door naar de bovenste plek in de top veertig, maar Are you lonesome tonight bleef haperen op vijf. Ik weet nog goed dat mijn moeder, die toen net veertig was geworden, dweepte met deze singles van Elvis, een bewijs dat Colonel Parker gelijk had gekregen. Presley lag ook de ouderen na aan het hart. Net als It’s now or never werd ook Are you lonesome tonight in de Belgische hitlijsten een nummer één. Ook de daaropvolgende singles Wooden heart en Surrender geraakten probleemloos helemaal bovenaan.

Vrij snel werd Presley’s versie van antwoord gediend door ondermeer Dodie Stevens met Yes I’m lonesome tonight en eveneens door Linda Lee, Ricky Page en Jeanne Black. Jeanne reageerde met Oh how I miss you tonight.
De 31ste juli 1969 zong Elvis Are you lonesome tonight tijdens een live concert in The International Hotel in Las Vegas en vergistte zich van tekst waardoor hij onbedaarlijk in de lach schoot. Jaren na zijn dood, om precies te zijn in 1982, werd die versie in Engeland op single uitgebracht en bereikte de 25ste plaats in de top veertig. Iets later verscheen het in Amerika op de elpee Elvis – Legendary Performer Volume 4.

woensdag 19 oktober 2016

De Dubbele A-Kant deel 2: We Are The Champions/We Will Rock you

Freddie Mercury's opzet om een echte stadion anthem te schrijven ging 'm goed af: We Are The Champions wordt zo'n beetje bij elk groot- of kleinschalig kampioenschap gespeeld. Dat Brian May met zijn We Will Rock You mee zou delen in de (financiële) credits was bekend vantevoren (de leden van Queen deelden de opbrengsten van een single 50/50), maar dat het het meest gesampelde Queen-nummer zou worden kon hij in 1977 niet bevroeden.
De clip is opgenomen in de tuin van Roger Taylor, die met de opbrengst van de B-kant van Bohemian Rhapsody ( I'm in love with my car) direct de bloemetjes buiten ging zetten en een aardig optrekje voor zichzelf aanschafte. O ja: het was erg koud tijdens de opnamen.

dinsdag 18 oktober 2016

Chuck Berry

Geboren op 18 oktober 1926 in een middenstandsgezin uit St. Louis, Missouri, interesseerde Chuck Berry zich al op jonge leeftijd voor muziek. Hij was het vierde kind van het gezin die en groeide op de het noorden van St. Louis gelegen wijk die bekend staat als “The Ville”, een gebied waar in die tijd veel mensen uit de middenklasse van St. Louis woonden. Zijn vader, Henry, was aannemer en diaken van een nabijgelegen Baptistenkerk, zijn moeder Martha was schoolhoofd van erkende openbare school. Door zijn middenstands-opvoeding kon hij zijn interesse in muziek vanaf een jonge leeftijd najagen en ontwikkelen wat resulteerde in zijn eerste publieke optreden in 1941 op 15-jarige leeftijd op zijn toenmalige in 1895 opgerichte “Summer High School”. Berry zong een Jay McShann nummer getiteld “Confessin’ the Blues”, het werd een groot succes en vanaf dat moment moest Chuck het podium op.

Slechts drie jaar later in 1944, nog altijd onderwijs volgend op Summer High School, werd hij gearresteerd voor gewapende overval op drie winkels in Kansas City en het met een paar vrienden gewapend stelen van een auto. onder schot met een paar vrienden. Volgens zijn eigen lezing van het voorval zoals opgenomen in zijn autobiografie “leende Berry de auto omdat zijn eigen auto stuk was en hij een passerende auto aanhield met een niet-functionerend pistool”. Berry werd veroordeelt en voor 3 jaar gezonden naar het “Intermediate Reformatory for Young Men”, een strenge gevangenis en opvoedingsgesticht in Algoa, in de buurt van Jefferson City, Missouri. In dat opvoedingsgesticht vormde Berry een zanggroep.

Na zijn vrijlating, op zijn 21ste verjaardag, trouwde Berry een jaar later, op 28 oktober 1948, met Themetta “Toddy” Suggs. Op 3 oktober 1950 werd Berry’s eerste kind geboren Darlin Ingrid Berry.

Berry onderhield zijn gezin door te werken in een aantal banen in St. Louis, hij werkte een tijdje als fabrieksarbeider in twee auto-assemblagefabrieken en ook als conciërge in het flatgebouw waar hij woonde met zijn gezin. Volgt ondertussen een opleiding tot schoonheidsspecialist bij het “Poro College of Cosmetology, waar hij leerde, door het verbeteren van het lopen, praten en kleden, zichzelf te presenteren aan een groot publiek. In 1950 verdiende Berry genoeg om een kleine drie kamer bakstenen huisje met een bad in de Whittier-straat St.Louis te kopen, het huisje is nu het “Chuck Berry Huis” en is opgenomen in het National Register of Historic Places.

Om zijn inkomen aan te vullen begon Berry begin 1950 op te treden met een aantal lokale bandjes in de lokale clubs van St.Louis. Hij speelde de blues sinds zijn tienerjaren en “leende” de gitaar-riffs en showman-technieken van blues-speler T-Bone Walker en nam gitaarlessen van zijn vriend Ira Harris. Die technieken en gitaarlessen zouden de basis zijn voor zijn latere stijl van gitaar spelen. In het begin van 1953 trad Berry op in de populaire Cosmopolitan Club met het trio van Johnnie Johnson, het was de start van een langjarige samenwerking met deze pianist. De band speelde vooral blues en ballads terwijl country de meest populaire muziek was onder het rijke blanke bevolkingsdeel van het gebied waarin The Cosmo lag. Berry schreef: “Curiosity provoked me to lay a lot of our country stuff on our predominantly black audience and some of our black audience began whispering ‘who is that black hillbilly at the Cosmo? After they laughed at me a few times they began requesting the hillbilly stuff and enjoyed dancing to it”.
Berry’s op succes gerichte show, het mixen van Country met R & B en het zingen in de stijl van Nat “King” Cole op de muziek van Muddy Waters, trok een breder publiek en wel in het bijzonder van welvarende blanken.
Het duurde niet lang of het Johnnie Johnson Trio werd omgedoopt tot The Chuck Berry Combo.
In 1955 reist Berry naar Chigago waar hij zijn idool Muddy Waters zou ontmoeten. Muddy Waters, onder de indruk van zijn bluesnummers, adviseert Berry contact op te nemen met Leonard Chess van Chess Records. Berry had het idee dat zijn bluesnummers wel interessant voor Chess zouden kunnen zijn maar tot zijn verbazing was het een oude country en western opname van Bob Wills, “Ida Red” die bij Chess de aandacht trok. Chess had de rhythm & blues markt zien krimpen en was op zoek naar omzetvergroting en dacht dat Berry de aangewezen artiest voor dat doel zou zijn. Op 21 mei 1955 nam Berry onder de titel “Maybellene” een aangepaste versie van “Ida Red” op. “Maybellene” verkocht meer dan een miljoen exemplaren en het bereikte van nummer 1 in Billboard’s R & B hitlijsten.

Door de komst van Chuck Berry verhuisd Chess Records van het R & B genre naar de Rock & Roll en is Berry zelf op weg naar het sterrendom.
Berry werd een gevestigde ster en zette zijn succes voort met hits als “Brown-Eyed Handsome Man”, “Too Much Monkey Business”, “Memphis Tennessee“, “Roll Over Beethoven” en “Johnny B. Goode“. Deze laatste song is Berry’s meesterwerk, het bevat alle elementen van berry’s unieke muzikale geluid. Hij opende een nachtclub, Berry’s Club Bandstand, in St.Louis, investeerde in onroerend goed en veroverde als artiest aan het eind van de jaren ’50 zijn plaats in de rockgeschiedenis.
Chuck kon zijn criminele karaktereigenschappen, eigenschappen die hem later nog meer parten zou spelen, niet weerstaan en in december 1959 werd hij gearresteerd op grond van de verdenking van het hebben van sex met een 14-jarige Apache-serveerster die hij had vervoerd over de staatsgrenzen had vervoerd om in zijn club te gaan werken als “hat check girl”. Na een twee weken durende voorlopige hectenis werd berry maart 1960 veroordeeld tot een boete van $ 5.000 en een gevangenisstraf van vijf jaar. In hoger beroep dat Berry aantekende werd de gevangenisstraf omgezet in drie jaar, opnieuw tekende Berry hiertegen beroep aan hetgeen uiteindelijk resulteerde in een onherroepelijke gerechtelijke uitspraak; anderhalf jaar in hechtenis van februari 1962 tot oktober 1963. In de periode dat de hoge beroepen liepen kon en bleef Chuck Berry blijven opnemen en optreden hoewel zijn succes en populariteit waren gedaald, de laatste single die hij uitbracht voordat hij zich moest melden in de gevangenis was “Come On“.

Toen Berry in 1963 weer vrij kwam kon hij mede dankzij de Britse invasie van de jaren 60 zijn carriere weer oppakken en opnieuw platen opnemen en optreden. Met name The Beatles en The Rolling Stones hadden samen met andere bands de interesse voor zijn songs levendig gehouden door ze op hun eigen wijze te coveren en te herinterpreteren, bv zoals The Beach Boys die hun hun “Surfin’ USA” baseerden op Berry’s “Sweet Little Sixteen“. In 1964-65 bracht Berry acht singles uit, waaronder “No Particular Place to Go” (een bewerking van “School Days”), “You Never Can Tell” en “Nadine” die commercieel succesvol waren met het bereiken van de top 20 van de Billboard 100. Tussen 1966 en 1969 werden van Berry vijf albums op het Mercury label uitgebracht, met inbegrip van zijn eerste live album “Live at Fillmore Auditorium“, waar hij samen met de The Steve Miller Blues Band optrad.

Voor studio-werk was dit niet de meest succesvolle periode van zijn carriere, in zijn live-optredens was Berry een top-attractietrok en trok nog steeds volle zalen. In mei 1964 maakte hij een succesvolle tournee door Engeland die door bijna elke Engels blues en rock ‘n roll muzikant werd bijgewoond. Zijn invloed in Engeland was enorm, maar bij terugkeer in Amerika kregen sterallures de overhand en werd zijn gedrag grillig en humeurig, zijn optredens met ongetrainde lokale begeleidingsbands gecombineerd met niet-onderhandelbare contracten bezorgden hem een reputatie als een moeilijke artiest met voorspelbare saaie optredens. Ondanks die reputatie speelde Berry op evenementen in Noord-Amerika, zoals The Schäfer Music Festival in het Central Park in New York City in juli 1969 en de Toronto Rock ‘n Roll Revival Festival in oktober.
Hij bleef, alleen in gezelschap van zijn Gibson gitaar, op basis van “oude” successen vele jaren door de U.S.A. toeren, werkte met slechte begeleidingsbands en vergooide zijn reputatie bij oude en jonge fans. In dit “oldiescircuit” liet Berry zich regelmatig in contanten uit betalen en het duurde dan ook niet lang of hij werd in 1979 beschuldigd van belastingontduiking, schuldig bevonden en veroordeeld tot vier maanden cel en 1000 uur taakstraf (benefietconcerten).

Chuck Berry bleef tussen de 70 en 100 keer per jaar optreden, nog steeds alleen met zijn gitaar op reis en een lokale band om hem te begeleiden bij elk optreden. Ter ere van zijn 60-tigste verjaardag in 1986 maakte Taylor Hackford een documentaire, Hail! Hail! Rock ‘n’ Roll van het feestelijke concert die ter gelegenheid van dit heugelijke feit door Keith Richards was georganiseerd. Chuck onthulde hierin zijn bitterheid over het financieel succes en de roem die Keith behaalde dankzij zijn songs.

Eric Clapton, Etta James, Julian Lennon, Robert Cray en Linda Ronstadt en anderen verschenen met Berry op het podium en in de documentaire.
Zijn problemen met de justitie bleven echter terugkeren. In de late jaren 1980 kocht Berry “The Southern Air”, een restaurant in Wentzville, Missouri en in 1990 werd hij aangeklaagd door een aantal vrouwelijke klanten die berry ervan beschuldigden dat hij een videocamera in het damestoilet had geïnstalleerd. Berry ontkende met klem deze beschuldiging en hoewel zijn schuld nooit werd bewezen kwam hij een schikking met 59 dames overeen, een schikking die hem naar schatting 1,2 miljoen dollar kostte.
In november 2000 werd Berry opnieuw geconfronteerd justitie toen hij werd aangeklaagd door zijn voormalige pianist Johnnie Johnson, die beweerde dat hij meer dan 50 nummers, waaronder “No Particular Place to Go”, “Sweet Little Sixteen” en “Roll Over Beethoven” mede had geschreven en Berry alle opbrengsten voor zichzelf had gehouden. Deze zaak werd geseponeerd toen de rechter oordeelde dat er te veel tijd was verstreken sinds de songs waren geschreven.

Tegenwoordig treedt Berry elke maand één woensdag op bij “Blueberry Hill”, een restaurant-bar in de Delmar-Loop buurt van St. Louis. In 2008, toerde Berry door Europa, met tussenstops in Zweden, Noorwegen, Finland, Engeland, Frankrijk, Nederland, Ierland, Zwitserland, Polen en Spanje. Medio 2008 speelde hij bij het Virgin Festival in Baltimore, MD. Hij woont tegenwoordig in Ladue, Missouri, ongeveer 10 mijl ten westen van St. Louis. Tijdens een New Year’s Day 2011 concert in Chicago, bleek Berry (85jr) te lijden aan uitputting viel flauw en moest van het podium af worden geholpen.

Het ongelooflijke succes van Berry’s is te danken aan zijn vermogen om de zorgen en de houding van zijn publiek in zijn muziek te verwoorden. Op het hoogtepunt van zijn succes was Berry een 30-jarige zwarte zanger voor een meestal blank tienerpubliek. Chuck Berry’s kennis van de pop-markt maakte het voor hem mogelijk om de racistische barrières te breken en op te treden voor een geïntegreerde publiek.

In de jaren 1960 en 1970, was Berry’s muziek de inspiratiebron voor groepen als The Beatles en The Rolling Stones, had hij een aantal “comebacks” en in 1972 zijn eerste en enige nummer één hit met “My Ding-A-Ling”. 1986 werd hij als allereerste lid opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame. Als eerbetoon aan zijn belangrijke rol in de Rock and Roll werd een clip van “Johnny B. Goode” gekozen om gespeeld te worden in het ruimtevaartuig Voyager I, waaruit blijkt dat Chuck Berry en zijn rock ‘n roll-nalatenschap buitenaards zijn.

Chuck Berry, leeftijd inmiddels 86 jaar, maakt zich enigszins zorgen over zijn toekomst. Achtenveertig jaar in de muziekbussiness en op het podium hebben zijn sporen nagelaten. Zelf zegt hij hierover:

Give you a song, I can’t do that.
My singing days have passed.
My voice is gone, my throat is worn,
and my lungs are going fast.

Mooie woorden van één van de godfathers of rock ‘n roll die er nog niet aan denkt om met pensioen te gaan “That shall never happen as long as I can see a little, hear a little and do a little”.

maandag 17 oktober 2016

The Beatles – de fameuze “butcher-cover”



Net als de muziek zelf heeft de albumhoes in de geschiedenis van de pop/rock een hele evolutie doorgemaakt: je had de klassieke, brave maar vaak stijlvolle typografie in de de fifties en vroege sixties, de kleurrijke psychedelische kunstwerkjes een paar jaar later, de nichterige fotosessies in de vroege seventies…

Af en toe werd een provocerende cover ook het voorwerp van controverse.

Van alle albumhoezen is de meest controversiële waarschijnlijk de legendarische, uiterst zeldzame Beatles ‘butcher cover’ van “Yesterday And Today” die door hetze uit de haastig handel genomen werd en een oerbrave vervanger kreeg.

In het begin van 1966 kreeg fotograaf Robert Whitaker de Beatles in de studio voor een conceptueel kunstwerk, getiteld “A Somnambulant Adventure.”

Voor de shoot nam Whitaker een serie foto’s van de groep gekleed als slagers, compleet met slagerskielen en met stukjes vlees en lichaamsdelen van plastic babypoppen.

De groep speelde het spelletje mee, eindelijk wat anders dan de gebruikelijke fotoshoots en het concept was eigenlijk min of meer in overeenstemming met hun eigen “zwarte humor”.

Hoewel oorspronkelijk niet bedoeld als een albumcover werden de foto’s ingezonden als promotiemateriaal. Het was vooral Paul McCartney die hierop aandrong.

In de Verenigde Staten bracht Capitol Records ongeveer 750.000 exemplaren uit van het “Yesterday and Today” album met de beruchte “Butcher Shot” als kaft.

De Reactie was direct en Capitol werd bedolven onder een massa klachten. De plaat werd onmiddellijk teruggeroepen (opdracht van Capitol moederbedrijf EMI) en alle kopieën moesten teruggestuurd naar het platenlabel, wat leidde tot de zeldzaamheid van de plaat en populariteit onder verzamelaars.

zaterdag 15 oktober 2016

Geschiedenis van de jazz (1)


De jazz “ontstond” in de Verenigde Staten uit West-Afrikaanse ritmes, worksongs, gospelsongs, minstrel show, Franse volksliedjes (want het centrum was New Orleans, de hoofdplaats van Louisiana, dat lange tijd een Frans kolonie was geweest) en “Amerikaanse” muziek (bv. Sousa). In 1817 werd het de zwarte slaven op zondagavond toegestaan muziek te maken op Congo Square, aan de rand van Le Vieux Carré, de oude Franse wijk van New Orleans, die meer Spaans oogt dan Frans.

De discussie “wat kwam eerst, de kip of het ei, de blues of de jazz” is niet relevant, laten we daarvoor alleen maar een journalist van Lippincott’s Magazine uit december 1868 aanhalen (John Mason Brown). Die onderscheidde reeds: religious songs (de latere spirituals); river songs (gezongen op de Mississippi-boten); plantation songs (katoenplukken). Deze drie genres werkten telkens met vraag en antwoord-songs of longing (klaagzangen; de blues); songs of mirth (dansmuziek; voorloper van R&B en jazz), descriptive songs (een soort van ballade).

Volgens de legende ontstond de term “jazz” dan ook in 1915, toen de rosse buurt van New Orleans, Storyville, reeds gesloten was en de meeste muzikanten naar Chicago gegaan waren om daar aan de kost te komen. Zo ook een zekere Tom Brown, die echter geen lid was van de muzikantenvakbond. Daarom werd tegen zijn optreden betoogd door collega’s die op spandoeken meedroegen: “They play jass-music” (zij spelen neukmuziek, want inderdaad in Storyville bestond hun taak vooral in het begeleiden van dergelijke bezigheden). De inwoners van Chicago begrepen het echter niet en dachten dat hiermee het genre bedoeld werd, zodoende…

Voor het ontstaan van de jazz was natuurlijk ook de uitvinding in 1910 van de drums, maar New Orleans was toch de stad waar de piano voor het eerst volledig tot zijn recht kwam. Oorspronkelijk solo in de vorm van ragtime, vooral bekend geworden door Scott Joplin, al wordt “La Bamboula” van Louis Moreau Gottschalk (1829-1869) uit 1847 reeds als voorloper genoemd. Ragtime is inderdaad hoegenaamd geen geïmproviseerde muziek en kende daarom b.v. nogal veel bijval in klassieke middens (Dvorak, Satie, Charles Ives). In 1919 schreef ene Gregory Mason zelfs een strijkkwartet “on negro themes” (onnodig te zeggen dat deze conservatieve componist mislukte over heel de lijn). Toch werd er ook ragtime geïmproviseerd en dat gebeurde dan vooral in barrelhouses. Een barrelhouse (van “barrel”, een inhoudsmaat die in de Angelsaksische landen wordt gebruikt – de Engelse barrel is ongeveer 163 liter en de Amerikaanse barrel ongeveer 119 liter – in afgeleide betekenis is de barrel een “vat”) was een goedkope drankgelegenheid waar men zelf zijn glas uit het vat moest tappen en waar tevens muziek ten gehore werd gebracht. De pianist speelde er entertainer (denk aan de gelijknamige ragtime van Scott Joplin) met ragtime, ballades en blues en daaruit ontwikkelde zich de zogenaamde barrelhouse style, ook honky tonk style genoemd.

In de bordelen van Storyville vormde de piano nadien uiteraard een zeer functioneel element. Eerst ook nog solo, akkoord, maar Jelly Roll Morton en zo gingen later (na het sluiten van het Red Light District in 1917) toch wel over naar het stichten van een band. Ook de orkesten van Louis Armstrong en King Oliver hadden een pianiste, namelijk Lil Hardin (Armstrongs latere echtgenote). Morton die zichzelf de “uitvinder” van de jazz noemde (meer bepaald in 1902, het jaar van zijn eerste compositie) was een Creool en als dusdanig erg racistisch tegenover echte zwarten die hij gebrek aan discipline verweet. Als het aan hem lag, vierden zij “mardi gras” meer dan enkel maar de 46ste dag voor Pasen!

Alhoewel het katholieke Louisiana minder racistisch was dan de andere calvinistische zuiderse Staten, mag men inderdaad toch niet overdrijven. Op het einde van vorige eeuw lag er nog altijd geen enkele zwarte begraven op het St.Louiskerkhof, behalve dan Marie Laveau, de Voodoo Queen uit de achttiende eeuw. Laveau was een zogenaamde Quadroon, een vrouw met een kwart zwart bloed in de aderen. Die dienden meestal om jonge blanke mannen van betere stand in de erotiek in te wijden. Ze kregen hiervoor zelfs een opleiding in het Ursulinenklooster, al nemen we aan dat men daarmee bedoelt dat hen “bourgeoismanieren” werden bijgebracht en dat ze de andere kunstjes elders moesten leren. Als er uit zo’n relatie een jongen werd geboren, dan kreeg die een “blanke” opvoeding in Frankrijk, maar een huwelijk zat er zeker niet in. Men bleef “zwart” tot men minder dan 1/32ste zwart bloed in de aderen had!

donderdag 13 oktober 2016

Bob Dylan wint Nobelprijs voor de Literatuur

De Amerikaanse singer songwriter Bob Dylan heeft de Nobelprijs voor de Literatuur gewonnen. Dat heeft het Nobelprijscomité in de Zweedse hoofdstad Stockholm bekendgemaakt.

De Japanse schrijver Haruki Murakami werd genoemd als de belangrijkste favoriet voor de prestigieuze letterenprijs. Dat blleek althans uit het gokgedrag bij de Britse wedkantoren van Ladbrokes. Na Murakami werd vaak ingezet op de Syrische dichter Adonis en de Amerikaan Philip Roth, die zijn schrijverschap onlangs beëindigde.

Ook de Keniaan Ngugi wa Thiong'o,  vooral bekend van Wizard of the Crow, en de Amerikaanse Joyce Carol Oates werden vooraf kansen toegedicht op de 109de Nobelprijs voor de Literatuur.

Door de toekenning aan Dylan blijft Nederland opnieuw met een literair trauma zitten: nog nooit won een Nederlandse schrijver de Nobelprijs voor de literatuur. Cees Nooteboom werd ook dit jaar, niet voor het eerst, genoemd als een kanshebber van de Nobelprijs. De 83-jarige schrijver, die behoort tot de meest vertaalden ter wereld, greep echter weer mis.

Vorig jaar ging de Nobelprijs voor de Literatuur naar de Wit-Russische journalist Svetlana Aleksijevitsj, precies zoals de wedkantoren hadden voorspeld. Aleksijevitsj was de veertiende vrouw in de geschiedenis van de Nobelprijs voor de Literatuur die de onderscheiding in de wacht sleepte.


In Alle Staten: West Virginia

De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian Wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.

Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?
In deze 49e aflevering:
West Virginia
USA
In West Virginia wordt polka muzikant Frankie Yankovic (1915-1998) nog op handen gedragen, maar ik beperk me tot nummer 2. Bill Withers. Ain't no sunshine is een van mijn favoriete soul songs aller tijden.



dinsdag 11 oktober 2016

The fabulous sounds of the sixties (8)


In Amerika gaf het hele gedoe met psychedelische muziek de kans aan de zogenaamde bubblegum music om tussen 1967 en 1969 de hitlijsten te veroveren. De naam zegt het al: puur consumptieve wegwerpmuziek. Een eenvoudig refreintje, een banale tekst, na één keer beluisteren kan je het al meezingen, maar als je het tien keer hebt gehoord ben je het beu. Op dat moment staat er echter alweer een ander klaar. Kortom een rage van super-eenvoudige commerciële Amerikaanse studiomuziek als reactie tegen de opkomende hard-rock, waarvoor je je het beste de dubbelelpee “Fill your head with rock” (CBS) of de driedubbele “Woodstock”-elpee (Cotillion) kunt aanschaffen.

De zogenaamde bubbelgumgroepen (1910 Fruitgum Company, Ohio Express, Lemon Pipers e.a.) zaten bijna allemaal op een zelfde label (Buddah) en de verdeler hier in België (Vogue) heeft daarvan dan ook een bijna complete “Greatest hits” (Vogue VG 201 509069) samengesteld. Staan er immers geen nummertjes op als “Simon says” (1910 Fruitgum Company), “Green tambourine” (Lemon Pipers) en “Chewy chewy” (Ohio Express)? Andere “onmisbare” voorbeelden van dit genre vind je verder op vol.2 van de Arcade-reeks, namelijk “Sugar Sugar” (Archies) en “In the year 2525″ (Zager and Evans).

Nostalgie is er inderdaad niet vreemd aan, als we met enig consumentenadvies voor de dag komen. Zo zijn er de tweemaal zeven elpees die Arcade heeft op de markt gebracht onder de titel “Remember the 60′s” en “Remember the 70′s”. Het spreekt vanzelf dat we voor onze basisdiscotheek van de jaren zestig van deze zeven delen vertrekken. Daarmee heb je inderdaad zowat alle hits al meteen op een rijtje. Kriskras door elkaar, dat wel, want buiten het zevende deel dat volledig aan de zogenaamde “nederbiet” is gewijd, werd er geen thema bepaald per dubbele langspeler.

En nochtans, als je goed nagaat, dan had het toch gekund. Zo vertoont vol. 2 veel overeenkomst met die andere dubbelaar “Hit Singles Album of the Sixties”, waarop het legendarische Immediate-label een aantal van zijn sterren heeft samengebracht (Small Faces, Nice, Humble Pie, Twice As Much, Amen Corner, Crispian St. Peters, McCoys, P.P. Arnold, Chris Farlowe, Rod Stewart en Fleetwood Mac). Alhoewel deze groepen niet allemaal onder één hoedje te vangen zijn, zorgde de firma wel voor een bepaalde stempel, zij het minder uitdrukkelijk dan b.v. Tamla-Motown, dat werkelijk een bepaalde sound oplegde aan zijn artiesten. Van Motown werd overigens enkel “Dancin’ in the streets” van Martha and the Vandellas opgenomen, zodat wie een compleet overzicht van de muziek uit de jaren zestig wil hebben, aangewezen is op het eerste deel van het “Twentieth Anniversary Album” van deze firma (uit 1980), waarbij je dan al meteen ook een selectie voor je collectie van de jaren zeventig cadeau krijgt, want de verzamelaar bestrijkt de periode 1969-1979.

Soul is trouwens over het algemeen zeer zwak vertegenwoordigd in de Arcade-verzameling (op vol.5 vind je nog Ike and Tina Turner, Otis Redding, Bob & Earl en Sam & Dave) zodat op z’n minst één elpee uit de “That’s soul”-reeks van de Zuiderse tegenvoeter van Motown, namelijk Stax, zeker aangewezen is.

dinsdag 4 oktober 2016

Dream a Little Dream of Me

“Dream a Little Dream of Me” is een lied met muziek van Fabian Andre en Wilbur Schwandt en teksten van Gus Kahn.



“Dream a Little Dream of Me” werd opgenomen door Ozzie Nelson en zijn orkest, met zang door Nelson zelf op 16 februari 1931 voor Brunswick Records. Op 18 februari, dus twee dagen later, nam Wayne King en zijn orkest (met vocals door Ernie Birchill) dezelfde song op voor Victor Records.

Er volgden talrijke andere covers, o.m. door Frankie Laine, Doris Day, Louis Armstrong en Ella Fitzgerald, Barbara Carroll, het Nat King Cole trio, Bing Crosby, Ella Fitzgerald, Dean Martin, Vaughn Monroe, Jack Owens, en Dinah Shore.


“Dream a Little Dream” werd ook opgenomen door de Mama’s & Papas in april 1968 voor het album “The Papas & The Mamas”. De groep had de song al vaak voor de fun gezongen.

“Mama” Cass Elliot stelde voor om deze song op te nemen.John Phillips vond het lied wat flauwtjes. Mama Cass zei tegen Melody Maker : “I tried to sing it like it was 1943 and somebody had just come in and said, ‘Here’s a new song.’ I tried to sing it as if it were the first time.”

Tegen de tijd dat het album klaar was hing de split van de groep in de lucht. De laatste single “Safe in My Garden” was een flop geweest.

Dunhill wenste echter een van de leden van de groep te promoten omdat ze wel zagen dat de groep op zijn laatste benen liep. Dat werd Mama Cass. Daarom werd de opname uitgebracht als “Mama Cass with the Mamas & the Papas".

zaterdag 1 oktober 2016

The Story of The Beatles, deel 2

Met hernieuwde moed weten The Beatles in januari '61 een aantal optredens in Liverpool te regelen. Een vriend van Pete Best, Neil Aspinall, is inmiddels hun roadmanager en chauffeur van hun busje. In februari 1961 hebben ze hun eerste van een lange serie optredens in de Cavern Club en in april gaan ze voor de tweede keer naar Hamburg om in de Top Ten Club op te treden. De Duitse producer Bert Kaempfert huurt The Beatles in als begeleidingsgroep van zanger Tony Sheridan voor plaatopnamen. Als de Beat Brothers nemen ze acht nummers op, waaronder ‘Ain’t she sweet’, ‘My Bonnie’ en ‘When The Saints’, waarvan de laatste twee in Duitsland als het allereerste Beatles-singletje ter wereld verschijnen. Als de groep in juni terugkeert naar Engeland, besluit Stu in Duitsland te blijven. Paul gaat de basgitaar bespelen en The Beatles pakken hun lunch- en avondconcerten in de Cavern Club weer op. Hun populariteit neemt toe en op 31 augustus wordt zelfs een heuse Beatlesfanclub opgericht. Eind oktober is Raymond Jones de eerste die in de platenwinkel van Brian Epstein komt vragen naar het plaatje ‘My Bonnie’ van een nieuwe groep. Op 9 november bezoekt Brian de inmiddels door hem gelocaliseerde Beatles in de Cavern en een maand later wordt hij officieel hun manager met het ondertekenen van het contract in de Casbah Club.



1 januari 1962: het nieuwe jaar begint slecht voor de door hun nieuwe manager keurig in het pak gestoken groep. Een auditie voor het Decca-label levert als commentaar op: ‘Er zit geen toekomst in groepen met gitaren.’ In april gaan The Beatles voor een derde serie optredens voor twee maanden naar Hamburg. Daar aangekomen krijgen ze het bericht dat hun vroegere bandlid en goede vriend van John Lennon, Stuart Sutcliffe, op 10 april in zijn Hamburgse appartement op 21-jarige leeftijd aan een hersenbloeding is overleden.



Op 6 juni doen The Beatles auditie voor George Martin, platenproducer bij Parlophone, een label van het EMI-concern; deze wil het met de groep proberen. Brian Epstein besluit nog diezelfde maand zijn al bestaande bedrijf NEMS om te vormen, zodat hij daar de belangen van zijn groepen in kan onderbrengen. Na de auditie laat George Martin echter aan Brian Epstein weten dat hij alleen met The Beatles in zee wil als zij hun drummer, Pete Best, vervangen; George Martin vindt dat Pete niet goed maat kan houden. De nieuwe drummer is Ringo Starr (echte naam: Richard Starkey), ook uit Liverpool, tot die dag spelend bij Rory Storme & The Hurricanes en een vriend van The Beatles sinds de Hamburgse dagen. The Beatles zijn nu compleet. Op 23 augustus trouwt John met zijn zwangere vriendinnetje Cynthia Powell. Ringo drumt op 4 september 1962 bij de eerste studio-opname van The Beatles op ‘Love me do’. De eerste single komt op 5 oktober 1962 in Engeland uit en verschijnt op 26 oktober in de hitparade, waar hij uiteindelijk de 17de plaats bereikt. Het televisiedebuut van The Beatles vindt plaats op 7 november bij Granada TV in ‘People and Places’. Het jaar wordt afgesloten met een laatste serie optredens in de Star Club in Hamburg.