donderdag 31 maart 2016

De Geschiedenis van de Blues (3)

Nog meer dan Memphis en Detroit wordt Chicago vanaf 1946 het centrum van de verstedelijkte vorm van de Mississippi-blues. Chicago-blues is bij uitstek muziek van kleine combo's, met als legendarisch voorbelld de groep van Muddy Waters: Waters (gitaar), Jimmy Rogers (gitaar), Little Walter (harmonika) en Elgar Edmonds (drums). De Chicago-blues reflecteert het karakter van de grimmige fabrieksstad die Chicago is en van de slchte sociale omstandigheden die de massale migratie vanuit het zuiden met zich meebrengt. Agressief, onheilspellend en geladen klinkt de Chicago-bliues, met als belangrijke kenmerken de striemende slide-gitaar en de versterkte harmonika.
In de jaren zestig voltrekt zich ook in Chicago het proces van de toenemende desinteresse van de jonge zwarte bevolking voor blues. Vanaf die tijd verschijnen er vele elpees op labels gericht op geinteresserde blanken. Via concerten in opera en later Japan wordt de markt uitgebreid.
Buiten Elmore James en Muddy Waters kent Chicacgo nog talrijke grote gitaristen, w.o. Robert Nighthawk.
De allerbelangrijkste harmonika-speler is Marion " Little' Walter Jacobs. Zijn werk in de begeleidingsband van Muddy Waters is klassiek.
Otis Spamm is onmiskenbaar de meest belangrijke pianist van de Chicago Blues Scene en maakt - alweer - lange tijd deel uit van de band van Muddy Waters.

maandag 28 maart 2016

‘Nederlandse Bob Dylan’ Armand bleef voor altijd in de sixties

‘Nederlandse Bob Dylan’ Armand bleef voor altijd in de sixties

De geboren Eindhovenaar Armand was de ambassadeur van de jaren ’60. Hij kwam op 10 april 1946 als Herman George van Loenhout ter wereld en leerde op tienjarige leeftijd accordeon spelen. De vervent cannabisgebruiker scoorde twee hits, waaronder ‘Ben ik te min.’ Daarna stond hij bekend als voorvechter van legalisering van softdrugs en het uitbrengen van protestliederen.

Voor veel mensen was Armand bekend van zijn hit ‘Ben ik te min.’ Het wat triestige maar daardoor niet minder controversiële of populaire verhaal over een meisje uit Roosendaal waar de zanger niet mee om mocht gaan raakte in eerste instantie in de vergetelheid. Armands platenmaatschappij Phonogram vroeg in 1966 of hij ‘nog een nummer had’ voor de b-kant van de tweede single ‘Een van hen ben ik.’ Een hit werd dat niet, Armand had er op dit punt naar eigen zeggen al ‘helemaal geen fiducie meer in,’ maar de b-zijde werd opgepikt. Drie maanden na de verschijning in november begon Radio Veronica met het draaien van het nummer, zo kreeg het airplay op de radio.
Op 4 maart 1967 kwam de single binnen op nummer 35 in de Nederlandse Top 40. Een maand later vond hij zijn ‘miskleun’ terug op plek vijf, nog voor ‘Somethin’ Stupid’ van Nancy en Frank Sinatra. De oorspronkelijke tekst luidde ‘Ben ik een beest,’ wat in ‘Ben ik te min’ veranderd werd nadat zijn moeder tijdens een oefensessie van beneden riep: “Kun je niet iets fatsoenlijks schrijven?” In totaal verbleef ‘Ben ik te min’ veertien weken in de belangrijkste vaderlandse hitlijst. De tekst en het succes van de single brachten Armand de bijnaam van ‘De Nederlandse Bob Dylan’ op.



Voordat Armand landelijke bekend werd speelde hij in (meestal Engelstalige) bandjes in en rond zijn geboorteplaats Eindhoven. Op een dag raadde de programmaleider van het populaire Radio Luxembourg hem aan om in het Nederlands te gaan zingen. Zo geschiedde; Armand maakte in een week een Nederlandstalige plaat wat hem prompt een platencontract bij Phonogram opleverde. Het zelfgetitelde album en de eerste single ‘En nou ik’ flopten.
Na het succes van ‘Ben ik te min’ ging Armand een nieuwe fase van zijn leven en carrière in. Aan het einde van de jaren ’60 waaide het gebruik van drugs over uit de Verenigde Staten. Met ‘Blommen, Kinders,’ wederom een b-kant voor een andere single scoorde Armand in de herfst van dat jaar nog een negentiende positie in de Top 40, waarna het ophield met het succes voor het grote publiek. Steeds meer ging hij zich profileren als voorstander van geestverruimende middelen, wat toen nog uiterst dubieus was en illegaal was. “Rook er nog eentje of bak er een cake van!” was een van zijn gevleugelde uitspraken. Het drugsgebruik leidde ertoe dat Phonogram hem eruit gooide. In 1968 belandde Armand in een dal. Hij stopt met muziek maken en raakt zwaar verslaafd aan harddrugs. Twee jaar later brengt hij weer muziek uit, maar tot hits zou het niet meer komen. Wat niet veranderde was het steeds cynischer schoppen tegen de heilige huisjes van de samenleving. Iets wat Wim Stuifbergen, hoofdredacteur van muziekblad LivsXS kan beamen. “Het is al lang geleden, maar het drugsgebruik en de vele protestliederen kan ik me nog wel herinneren.”
Sinds 1990 brengt Armand zijn muziek uit zonder platenmaatschappij. Zo zou hij meer artistieke vrijheid hebben. Het past goed in het beeld van de liberale protestzanger met roodgeverfde haren. Helemaal vrij zou hij niet blijven. Halverwege de tachtiger jaren trouwde hij met Marrit Dijkstra. “Een jaar of zeven huishoudelijke kommaneukerij in de vorm van een huwelijk met, wat later bleek, een burgertrutje,” raasde hijzelf daarover. Er kwamen twee zoons voort uit het huwelijk.
Anno 2012 stond ‘de man met het rode haar’ nog steeds veelvuldig op de planken. Hij was gezegend met een talenknobbel (hij leerde tien talen) en had tot late leeftijd een voorliefde voor cannabis. In de latere jaren legde hij zich ook toe op schrijven. In zijn columns op zijn eigen site besprak hij uiteenlopende onderwerpen: van zijn geliefde treinreizen tot milieuvriendelijkheid. In de typische hippiesfeer van Armand.

zaterdag 26 maart 2016

Gerrit Dekzeil

In 1973 had zanger Gerrit Dekzeil een hit met het nummer: “Ik ben Gerrit” waarin hij zijn eigen armoede bezingt en op het slechte pad ging.

Gerrit Dekzeil (pseudoniem van Cornelis Albertus Brak) geboren te Amsterdam op 6 januari 1910 en overleden aldaar op 18 augustus 1993. Gerrit was getrouwd met zangeres Claire Russell. Het hitje “Ik ben Gerrit” was geschreven door Wim T. Schippers.

In de jaren ’80 werd zijn muziek vaak gedraaid in Ronfonflon met Jacques Plafond; een VPRO radioprogramma, in de rubriek “De onvergetelijke Gerrit Dekzeil”


donderdag 24 maart 2016

De geschiedenis van de mp3 (1995-2015) deel 2

ONGEHOORDE KWALITEIT

Mp3’s worden door hardcore muziekliefhebbers nog vaak scheef bekeken omwille van de zogezegd mindere kwaliteit ervan. Ozark Henry hield er eerder dit jaar een bevlogen TED-Talk over en Jay-Z lanceerde voor de meerwaardezoekers een streamingdienst die muziek in cd-kwaliteit aanbiedt als alternatief voor Spotify en Deezer. De aankondiging van Jay-Z’s Tidal was alvast over the top, maar of zijn start-up ook zal toppen bij het publiek is een groot vraagteken. De afgelopen jaren is keer op keer gebleken dat de gemiddelde luisteraar niet echt wakker ligt van het kwaliteitsverschil tussen cd en mp3. Dat komt enerzijds omdat de apparaten waarop we tegenwoordig onze muziek afspelen zoals telefoons en computers geen luidsprekers of koptelefoons van hoge kwaliteit hebben. Daarnaast is gebruiksgemak de grootste prioriteit voor de luisteraar. De snelste weg naar je favoriete nummer stuurt je meestal niet naar een officiële versie, maar wel naar een radiorip op YouTube bijvoorbeeld en dat volstaat voor velen. We zijn met andere woorden gewend geraakt aan een lagere audiokwaliteit. Natuurlijk zullen geluidstechnici of muzikanten met hun getrainde oor een verschil horen, maar voor de gewone man met de koptelefoon is het bijna onmogelijk om een correct gecomprimeerde mp3 te onderscheiden van een volwaardige cd-track.

DE VETTE JAREN ‘90

De Duitse computernerds die begin jaren ’90 sleutelden aan het mp3-formaat waren zo gefocust op de technologie dat ze amper rekening hielden met de impact van uitvinding op de muziekwereld. Maar ook de platenfirma’s deelden in die naïviteit. Toen mp3-maker Karlheinz Brandenburg zijn uitvinding voorstelde aan de vertegenwoordigers van de muziekindustrie sprak hun bijna wereldvreemde reactie boekdelen: “Proficiat met je onderzoek, heel interessant. Maar wat heeft dit in godsnaam met ons te maken?” Het zorgde ervoor dat de software om mp3’s te maken gratis online kwam en iedereen naar believen muziek kon omzetten in het nieuwe deelbare bestandsformaat. The gates were open!

De mp3 begon op die manier geruisloos aan de zegetocht en het zou het nog enkele jaren duren vooraleer de platenbonzen werden wakker geschud. Die bevonden zich dan ook in een zware roes, want de jaren ’90 waren de beste jaren ooit voor de muziekindustrie. De verkoop van de compact disc die midden jaren ’80 was gelanceerd zat op kruissnelheid en bracht ongeziene hoeveelheden geld binnen. Niet voor niets werden 8 van de 10 duurste videoclips allertijden tussen 1989 en 2000 gedraaid met als absolute topper Scream van Michael en Janet Jackson, een clip die 7 miljoen dollar kostte. Er was in de jaren ’90 ook een explosie van nieuwe genres zoals grunge, techno, britpop, drum’n’bass, in de popafdeling ontstonden supergroepen à la Spice Girls en Take That en r’n’b en hip hop werden volwassen. Daarnaast werden volledige oeuvres van bands uit het vinyltijdperk opnieuw uitgebracht. De cd-verkoop was met andere woorden niet te stoppen en het systeem marcheerde zo goed dat niemand in de industrie eraan dacht om uit te kijken naar de opvolger van de cd of om te onderzoeken wat de mogelijkheden van het opkomende internet waren. De champagne vloeide midden jaren ’90 nog rijkelijk, maar de stroom zou naar het einde van het decennium druppelsgewijs verkleinen.



Volgens de internetlegende werd op 10 augustus 1996 de allereerste illegale mp3 aangeboden in een underground chatbox op IRC. Het nummer dat met die twijfelachtige eer ging lopen is Until It Sleeps van Metallica, een band die we ook later in dit verhaal nog zullen tegenkomen. In de herfst van 1996 bleven de illegale kopiëen nog cirkelen in de donkere hoekjes van het internet, maar de teller van mp3’s in omloop stond al snel op een paar duizend. Vanaf 1997 vond het nieuwe muziekformaat de weg naar brede publiek, ook al stonden mp3’s toen nog her en der verspreid op allerhande websites en was je nooit zeker van de kwaliteit ervan.

Google
In 1999 was de ‘mp3’ uitgegroeid tot een echt fenomeen. Bewijs daarvan kwam toen ‘mp3’ in april van dat jaar de meest gezochte zoekterm op het internet werd en daarmee publiekslieveling ‘sex’ achter zich liet. Maar de grote doorbraak moest nog komen, want in de zomer van 1999 kwam de wrecking ball die echt alles zou veranderen. Shawn Fanning was tot dan toe een onopvallende tiener uit Massachussetts die zich ophield in de allereerste online chatboxen om er te babbelen over programmeren en hacken. Maar met de kennis van vandaag verraadt de nickname waarmee hij inlogde op die chats al meteen zijn verdere levensloop. Shawn gebruikte de bijnaam Napster.

ZUCKERBERG AVANT-LA-FACEBOOK

Sean Parker en Shawn Fanning

Fanning werd Napster genoemd door zijn vrienden omwille van zijn nappy of kroezelig kapsel. Misschien is dat kapsel ook de reden waarom hij later bijna nooit te zien was zonder petje, zelfs niet toen hij in oktober 2000 als een van de allereerste internethelden op de cover van Time Magazine stond lang voor de mannen van Google, Facebook en Twitter. Het verhaal van Shawn Fanning vertoont trouwens veel gelijkenissen met die andere dotcom-nerds. Net als Mark Zuckerberg bijvoorbeeld begon Fanning aan het programmeren vanuit zijn dorm room op de universiteit en zou hij zijn studies niet afmaken omdat hij enkel bezig was met programmeren. Fanning wou een wereldwijde community oprichten die alle bestaande muziek toegankelijk maakte. Een van de chatbuddies met wie hij dat idee besprak was Sean Parker, die later mede-oprichter werd van Napster en die je waarschijnlijk beter kent omdat Justin Timberlake zijn rol speelde in de Facebook-film The Social Network. Maar er is een groot verschil tussen de Sean Parker die Timberlake neerzette als een gewiekste coke-snuivende marketingman en de Sean Parker die mee aan de wieg van Napster stond. Net als Shawn Fanning was Parker ten tijde van Napster een onervaren en naïeve teenager. Samen stortten ze zich in een avontuur zonder de grote dotcom- en startup-helden van vandaag als voorbeeld. Hun naïviteit zou de ondergang van Napster worden, maar diezelfde naïviteit zorgde er tegelijk ook voor dat ze het avontuur zo lang hebben volgehouden.

NAPSTER GAAT VIRAAL

Na 6 maanden programmeren en ontelbare hamburgers later was het peer-to-peer-programma van Shawn Fanning in juni 1999 klaar. Mp3’s waren toen al wel een succes, maar ze stonden verspreid over verschillende websites zoals mp3.com of ze werden verruild in chatboxen en op de eerste sociale netwerken zoals MSN en ICQ. Met Napster onstond voor het eerst een centraal en wereldwijd netwerk van mp3’s. Wie het programma gebruikte, gaf de rest van de wereld toegang tot de muziekbestanden op zijn of haar harde schijf. Napster toonde enkel de index van alle beschikbare nummers, het downloaden verliep tussen de gebruikers onderling. Dat Napster hierdoor zelf geen illegale content aanbood was in latere rechtszaken een van de belangrijkste argumenten in de verdediging van Napster.

Net als Facebook zou Napster zich in eerste instantie als een virus verspreiden tussen studenten op Amerikaanse universiteiten. Niet enkel omdat zij het meest interesse hebben in gratis muziek, maar ook omdat op universiteiten in die tijd de snelste internetverbindingen liggen. In de hoogdagen werd Napster daardoor op verschillende campussen verboden omdat de applicatie soms tot bijna 75 procent van alle internetverkeer opeiste. In geen tijd telde Napster duizenden gebruikers en bij elke extra account steeg de populariteit van het programma omdat ook het aantal beschikbare nummers de hoogte in ging. De schaalvergroting die Napster met zich meebracht was enorm. Waar je de dag ervoor als muziekliefhebber naar de cd-winkel moest om 20 euro neer te leggen voor het album van je favoriete band, was je door het downloaden van Napster maar een muisklik verwijderd van zelfs de meest obscure muziek. Gratis! Na amper een jaar telde Napster 20 miljoen gebruikers. Genoeg om de muziekindustrie eindelijk wakker te schudden.

dinsdag 22 maart 2016

Bad Moon Rising

Wie naar liedjes luistert, hoort vaak de raarste teksten. Teksten die soms een heel eigen leven gaan leiden. Als Creedence Clearwater Revival-frontman John Fogerty in 'Bad Moon Rising' zingt ''there's a bad moon on the rise'' verstonden veel Amerikaanse luisteraars abusievelijk ''there's a bathroom on the right''. Deze 'mondegreen' (oftewel een 'misverstane' songtekst) is zo bekend geworden dat Fogerty er tegenwoordig subtiel mee speelt. Op zijn live-album 'Premonition' uit 1998 is duidelijk te horen hoe hij toch echt het badkamerzinnetje zingt in plaats van het origineel... Fogerty schreef 'Bad Moon Rising' in 1969 voor de Creedence-lp 'Green River'. Voor inspiratie zorgde de horrorfilm 'The Devil and Daniel Webster' (uit 1941, aanvankelijk uitgebracht als 'All That Money Can Buy'), waarin een volledige stad door een orkaan wordt weggevaagd. ''Na het zien van deze film schreef ik ''I feel the hurricane blowin', I hope you're quite prepared to die.'' Ik probeerde in het lied de apocalyps zo rauw mogelijk te beschrijven,'' aldus Fogerty jaren later in een interview met het Amerikaanse muziektijdschrift Rolling Stone.



Grappig genoeg werd het nummer vervolgens door tal van regisseurs opgepikt en gebruikt in uiteenlopende horrorfilms. Zo is 'Bad Moon Rising' onder meer te horen in de vampierfilm 'Blade', in het weerwolfepos 'An American Werewolf in London', in het bovennatuurlijke 'Twilight Zone: The Movie' en in de hilarische zombieparodie 'Shaun of the Dead'.

zaterdag 19 maart 2016

Blueberry Hill

Er zijn van die liedjes die al jaren bestaan en dan opeens in een bepaalde uitvoering uitgroeien tot klassieker. 'Blueberry Hill' is zo'n liedje. Iedereen denkt bij dit nummer direct aan zanger en pianist Fats Domino (1928), maar toen hij het opnam was het liedje al een jaar of vijftien oud. Het was in 1940 gecomponeerd door Vincent Rose, Larry Stock en Al Lewis (beter bekend als 'Grandpa Munster' uit de tv-serie 'The Munsters') voor de western 'The Singing Hill' (1941).



Rose, Stock en Lewis probeerden het nummer onder te brengen bij een bekende muziekuitgever. ''We werden afgewezen omdat de blauwe bes volgens die platenbons helemaal niet op heuvels groeide'', herinnerde Larry Stock zich vele jaren later. ''Toen ik zei dat ik als kleine jongen die blauwe bessen zelf daar had geplukt, werd ik uitgelachen. Dus hebben we het nummer bij Chapell ondergebracht. Ik denk dat de desbetreffende platenbaas nu nog steeds spijt heeft.''

Zanger en acteur Gene Autry nam 'Blueberry Hill' als eerste op voor 'The Singing Hill', op de hielen gezeten door Glenn Miller, die er in 1940 een grote hit mee scoorde. Louis Armstrong nam in 1949 een versie op, die in 1956 ook in de hitlijsten belandde. Deze laatste uitvoering inspireerde Fats Domino, die eind 1956 in de studio bezig was met een nieuw album. Toen bleek dat hij niet genoeg nieuwe liedjes had, besloot hij spontaan om 'Blueberry Hill' te coveren. Probleem was alleen dat Fats de tekst niet zo goed kende. Al improviserend slaagde hij er uiteindelijk in om het nummer op te nemen. Producer Dave Bartholomew moest naderhand uit een groot aantal losse flarden een complete versie samenstellen. Hij heeft zijn werk goed gedaan, want het werd Fats' grootste hit, die alle andere 'Blueberry Hills' deed vergeten.



Overigens was de baslijn van de Fats Domino-versie verantwoordelijk voor een andere grote hit: volgens The Doors-toetsenist Ray Manzarek diende het riffje als inspiratie voor 'Light My Fire'

dinsdag 15 maart 2016

The fabulous sounds of the sixties (4)


In Engeland was Dave Berry reeds bekend als rocker (b.v. met een eigen versie van “Memphis Tennessee”),maar op het continent breekt hij slechts midden de jaren zestig door met “This strange effect”, een nummer van Ray Davies van The Kinks, dat echter niét speciaal voor hem was geschreven. Het was Dave’s manager die vond dat het best wel een leuke B-kant zou zijn voor “Now”, maar de geschiedenis besliste er anders over…

Daarnaast bracht deze periode vooral succes voor Tom Jones, Englebert Humperdinck, The Monkees en The Bee Gees. Men kan nu gerust deze vier in één adem noemen, terwijl de eerste twee eigenlijk crooners zijn (al is Tom Jones oorspronkelijk begonnen als een – gewaardeerd – rockartiest, denk maar aan “It’s not unusual”). Het moge immers duidelijk zijn: de business heeft ondertussen stilaan greep gekregen op de nieuwe revolutionaire bewegingen. Groepen als Herman’s Hermits en Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick and Tich brachten beatmuziek die ook door de oudere generatie kon worden beluisterd en op de scène bewezen zij dat de nieuwe jeugd weliswaar wat extravagant maar toch ook proper gekleed en gekapt was.



In 1966 verschenen in de Britse vakpers voor tieners dan ook de eerste pro- en contra-artikels over deze groepen. Dit was het eerste teken aan de wand dat de generatiekloof grosso modo overbrugd was. Rock was aanvaard door de ouderen en was er blij mee. Al dient gezegd dat het meestal de A & R (artist and repertory)-mannetjes van de platenfirma waren, die er blij mee waren, aangezien dit een aanzienlijke uitbreiding van de markt betekende!

Maar dat belette natuurlijk niet dat er nog altijd groepen waren die expliciet niét door de ouders van hun fans wilden geliefd worden. The Troggs was zo’n groep. Vooral dan met hun eerste hit “Wild thing” (3). Toch waren er nog altijd mensen die niet door hadden dat “pop” en “rock” uit elkaar aan het groeien waren. Zo organiseerde iemand in 1967 nog een tournee van The Jimi Hendrix Experience samen met… Engelbert Humperdinck! (Al moet ik toegeven dat de toevoeging van The Walker Brothers misschien wel een goede overgang was.)

Maar afgezien van dat boerenjaar van Humperdinck in 1967, belet dat toch ook niet dat in die tijd de beste popmuziek wel degelijk in de hitparade stond. Op dat gebied was de smaak van de “massa” dan toch nog niet zo bedorven als nu. Dat kwam natuurlijk op de eerste plaats door The Beatles. Zij bepaalden (naast Hump die ervoor zorgde dat de fantastische single “Penny Lane”/”Strawberry fields” de eerste Beatle-single was sedert “Love me do” die de eerste plaats niét haalde) het muzikale aanzien van 1967. Van “Sgt.Pepper’s” zelf werden geen singles uitgebracht (wel door andere artiesten, o.a. een prachtige versie van “With a little help from my friends” door Joe Cocker). De verschuiving van singlepop naar elpeepop werd dus ook alweer door The Beatles ingezet.

Met groepen als DDD-BMT en de Hermits ontstond echter de zogenaamde Middle of the Road-muziek. De muziek van de “gulden middenweg”, waaraan niemand aanstoot nam. En zie, in het begin van de jaren zeventig is er zelfs een groep die het cynisme zo ver drijft dat ze zich Middle of the Road noemen!

zaterdag 12 maart 2016

In Alle Staten: South Dakota

De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian Wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.

Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?
In deze 42e aflevering:
South Dakota
USA
Helaas een staat met weinig klinkende namen, althans voor de redactie van deze site. We moeten het dus doen met de tips van de South Dakotaianen zelf: Joey Clement, Jess Thomas en Shawn Colvin. Laatstgenoemde, geboren in 1956, (voor meer details zie Wikipedia), zie je hier op beeld:

donderdag 10 maart 2016

Het


Muzikant, tekstschrijver, producer én manager Bob Bouber was na zijn succes met de showrockformatie ZZ en de Maskers toe aan iets nieuws. Zijn aandacht werd getrokken door de Amsterdamse groep The Mads. Hij wierp zich op als de grote man achter de schermen, veranderde de bandnaam in Het en sleutelde een modieus imago in elkaar, waarbij hij zich sterk liet inspireren door The Who. Voor de eerste single 'Ik heb geen zin om op te staan' (over het universele ochtenddillema) bedacht hij een ludieke promotiestunt: de bandleden werden in een verrijdbaar ledikant de Dam opgereden en gaven een optreden weg, gekleed in ondergoed en hansopjes. Na amper tien minuten kwam de politie in allerijl opdraven om de Het-leden te arresteren wegens verstoring van de openbare orde – in 1965 was men nog niet zoveel gewend. De stunt werd massaal opgepikt door de media en de single vanzelfsprekend een grote hit.

De Het-leden (Jacques Zwart, Adri de Hont, Pim van der Linden en Dennis Whitbread) zorgden voor de nodige hilariteit met hun eigen taaltje, met eigenaardige woorden als 'prop', 'natel' en 'plenken'. Niemand snapte de groep eigenlijk tijdens interviews. Opvolger 'Kejje nagaan' (1966) was minder succesvol en de daaropvolgende singles flopten. In 1967 ging een deel van Het verder als Pocomania, de begeleidingsband van r&b-zanger Davy Jones, maar ook deze groep was geen geen lang leven beschoren. Drummer Dennis Whitbread dook later op in The Scene, terwijl zanger Jacques Zwart furore maakte als producer van onder andere Ben Cramer, Corry Konings en Luv (leuk feitje: hij is getrouwd met Luv-zangeres Marga Scheide).

Het is weliswaar geen 'one-hit-wonder', maar het scheelt niet veel. 'Ik heb geen zin om op te staan' is uitgegroeid tot een evergreen.

maandag 7 maart 2016

Simon & Garfunkel (deel 15)

Begin 1967 brengt het budget-label Pickwick een compilatie-album uit van oud materiaal van Tom & Jerry onder de titel Simon & Garfunkel, met een recente foto van het duo op de hoes — in de beste cash-in traditie. De plaat verdwijnt na juridische actie van het duo van de markt. Overigens verschijnen er rond 1975 enige singles met dit materiaal. De meest reguliere kans om deze jeugdzonden van Simon & Garfunkel te beluisteren, biedt een recente cd op het Engelse label New Millennnium Communications.




Op 22 januari 1967 treedt het duo op in het Lincoln Center in New York. Van dat concert staan vijf opnames op de box-set Old Friends. In die vijf uiteenlopende nummers horen we de muzikale ontwikkeling van het duo. Allereerst is er "Red Rubber Ball", dat nooit op een reguliere Simon & Garfunkel plaat verscheen. Van de albumnummers klinkt "A Poem On The Underground Wall" het meest gedateerd, met een nogal cliché-matig gitaararrangement, terwijl "Blessed" hier een stuk avontuurlijker gebracht wordt dan op Sounds Of Silence. "A Church Is Burning" herinnert aan de protestsongs van de beginjaren. Paul speelt "Anji" op solo-akoestische gitaar, bekwaam maar vrij oppervlakkig, alsof hij de spanning van het origineel — of de studio-versie van Sound Of Silence — even kwijt is.

In maart 1967 brengt het duo een nieuwe single uit, met op de a-kant "At The Zoo", en "59th Street Bridge Song (Feelin' Groovy)" op de b-kant. De voorkeur van Simon voor "At The Zoo", een voor de hand liggende vergelijking van stadsbewoners als dieren opgesloten — en te kijk gezet — in kooien, is begrijpelijk. Maar het succes van de groep Harper's Bizarre met "59th Street Bridge Song (Feelin' Groovy)" moet hen toch aan het denken hebben gezet. Hun onzekerheid begon al met de titel: het denken over de publieksreactie. De oorspronkelijke titel was simpelweg "Feelin' Groovy". Toch: wat zullen mensen wel denken, dat wij ook hip willen doen met onze songtitels? Natuurlijk speelde mee dat "Feelin' Groovy" enkele maanden tevoren al op het Parsley-album had gestaan en voor de Simon & Garfunkel fans, als het de a-kant zou zijn, iets te bekend zou klinken om de single te kopen.

vrijdag 4 maart 2016

Roger Miller


De rock-'n-roll is ooit omschreven als de optelsom van de rhythm-and-blues enerzijds en de country-and-western anderzijds. De bijdrage van de country-and-western aan de rock-'n-roll is onbetwist, maar toch zijn beide stijlen altijd verschillend gebleven, ieder met een eigen publiek en met eigen hitlijsten. Enige beweging zat er echter wel in. Soms schurkte de country-and-western dichter tegen de rock-'n-roll, en later de rock-muziek, aan en soms verkoos het genre juist een meer eigen positie. Enkele zangers en songschrijvers bewogen zich op het raakvlak van beide genres en overschreden met wisselend succes de muzikale grenzen. Een van hen was Roger Miller, die in 1965 met zijn song "King Of The Road" een hit scoorde op zowel de pop- als de country-lijsten.
Gedreven door muziek. Hij was tekstschrijver zowel als zanger, gitarist zowel als arrangeur en componist, een humorist, een filmster, zelfs een klein beetje een filosoof: Roger Miller. In 1965 — hij was toen 29 jaar oud — werd de man een muzikale sensatie met zijn klassieker "King Of The Road" die door de Amerikaanse jukebox-industrie werd gekozen tot de jukebox-song van 1965. In de hoogtijdagen van de beatmuziek ging geen dag voorbij of je hoorde het nummer op de zeezenders — Radio Veronica, Radio Caroline, Radio Luxembourg, Radio London — en op de BBC, de AFN of waar dan ook. De autobiografische tekst van de song gaf aan dat Miller niet bepaald een gemakkelijk leven achter de rug had, maar ook dat hij zich daar doorheen had geslagen met een relativerend gevoel van zelfspot en een kenmerkend soort humor:

Trailers for sale or rent
Rooms to let, fifty cents
No phone, no pool, no petsI ain't got no cigarettes
Ah but, two hours of pushin' broom
Buys an eight by twelve four-bit room
I'm a man of means by no means
King of the road

"King Of The Road" wordt al snel een echte klassieker. Al tegen het eind van 1965 zijn er maar liefst driehonderd cover-versies van de song opgenomen door een reeks bekende artiesten zoals Miller's Smash-collega Jerry Lee Lewis, die het nummer in 1965 opneemt op zijn elpee Country Songs for City Folks. Dit voorbeeld wordt gevolgd door de Liverpoolse Mersey-beatgroep de Swinging Blue Jeans die ook nog "Chug-A-Lug" opnemen op hun elpee Hey Hey Hey Hey — The Swinging Blue Jeans Live aus den "Cascade-Beat-Club" in Köln, waarmee de muziek van Miller zelfs de Merseybeat heeft bereikt. Andere uitvoeringen zijn bijvoorbeeld die van Dean Martin, Pat Boone.