zaterdag 29 juni 2013

Houten Kop

"An intelligent man is sometimes forced to be drunk to spend time with his fools", liet Ernest Hemingway zich ooit ontvallen. En wat je in tijdschriften of op blogs ook mag lezen, er is geen adequate remedie tegen een kater. Het is de prijs die je moet betalen voor het gelag bij de overgang van oud naar nieuw. Hier een top tien van Hangover Songs, ze beschrijven het plezier maar ook het pijnlijk ontwaken de middag nadien. De poging ook om de nacht voordien te reconstrueren. Bij At Swim Two Birds blijkt de verteller in het bed van de vriendin van zijn beste kameraad te zijn beland. Slechts heel langzaam begint het hem te dagen en merkt hij dat hij niet in zijn eigen slaapkamer ligt: "I recall a bottle of vodka Passed among friends. And a strange party piece with a Swiss army knife. Just me and your girlfriend. Or is she your wife? I know my bedroom's white and this one's green (...)" 'Moonshiner' is een superieure folksong over een eeuwige drinkebroer, vooral bekend van de hartverscheurend mooie versies van Bob Dylan en Cat Power. Maar ook Elliott Smith, Uncle Tupelo en The Tallest Man On Earth namen met wisselend succes versies op van deze traditional. Ook legendarisch is de countrysong Sunday Morning Coming Down van Johnny Cash met Kris Kristofferson uit 1980. Berouw na het drinken vind je bij Will Oldham van Palace Brothers: "I was drunk at the pulpit, I knew it was wrong". Berouw komt pas na het allerlaatste rondje. In het Nederlands tenslotte is er Houten Kop van Zjef Vanuytsel: "'s middags word ik wakker met een houten kop, mijn ogen zijn nog moeilijk te gebruiken en achter in mijn hersenpan hoor ik de vogels fluiten."

Top 10 Hangover Songs

1. J. Cash w/ K.Kristofferson – Sunday Morning Coming Down
2. Cat Power - Moonshiner
3. Nina Simone -Lilac Wine
4. Bob Dylan - I Shall Be Free
5. At Swim Two Birds - In bed with your best friend
6. Zjef Vanuytsel - Houten Kop
7. Muddy Waters -Champagne and Reefer
8. Offspring - The Worst Hangover Ever
9. Whitey Morgan & The 78’s - I ain't drunk
10. Palace Brothers - (I was drunk at the) Pulpit

donderdag 27 juni 2013

Toonladder



Guido van Arezzo (ca. 990 – Avellano 17 mei 1050?) was een Italiaans muziektheoreticus, wiens pedagogische werkzaamheden verstrekkende gevolgen zouden hebben voor de ontwikkeling van de westerse muziek: de notenbalk is door hem, zoal niet voor het eerst toegepast, dan toch geperfectioneerd en verbreid. Hij werd opgeleid in de abdij van Pomposa en ontwikkelde zijn grootste activiteiten als docent in Arezzo; hier legde hij zijn ideeën vast in zijn beroemde Micrologus. Aan de muzieknotatie verbond hij een systeem van solmisatie: de tonen werden ingedeeld in reeksen van zes en kregen de nog steeds gebruikte namen ut(do)-re-mi-fa-sol-la, ontleend aan de beginlettergrepen van de Johanneshymne Ut queant laxis (vermoedelijk geschreven door Paulus Diaconus). Het systeem werd de leerlingen bijgebracht door middel van de Guidonische hand, waarop alle tonen hun vaste plaats hadden; of dit systeem door Guido zelf werd geschapen, is twijfelachtig. Door zijn heldere overzichtelijkheid is de Micrologus het meest verbreide muziekleerboek van de middeleeuwen geworden.

De 'sol' is de vijfde toon in de gesolmiseerde toonladder. Solmisatie of transpositie-do-systeem, is in de muziek een bij solfège (notenleer) en cijferschrift toegepast hulpmiddel, waarbij melodieën op de lettergrepen do-(oorspronkelijk ut)-re-mi-fa-sol-la-si (de toonladder in C) worden gezongen. Voor identieke toonhoogten wordt steeds dezelfde lettergreep gebruikt. Het systeem is ontworpen door Guido van Arezzo.

dinsdag 25 juni 2013

Tinariwen



De Toeareg zijn een Afrikaanse bevolkingsgroep. Zij noemen zichzelf Kel Tamasheq, Kel Tamajaq ("sprekers van het Tamasheq"), Imouhar, Imuhagh, of Imashaghen ("Nobel en vrij").

De Toeareg zijn een Berbervolk van nomadische veetelers in de Sahara en Sahel. De naam Toeareg is een meervoud en komt waarschijnlijk van 'Targa': de naam die zijzelf geven aan de regio Fezzan in Libië. Het mannelijk enkelvoud is Targi, het vrouwelijk enkelvoud Targia; in het Nederlands wordt Toeareg vaak als enkelvoud beschouwd met als meervoud Toearegs en is er geen onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk

Een andere naam die zij voor zichzelf gebruiken is Kel Tagelmoust dat 'Gesluierden' betekent. De Toeareg zijn vooral bekend geworden vanwege het feit dat bij dit islamitische volk de mannen hun gezicht sluieren, en de vrouwen niet. Deze sluier wordt tagelmoust of eghewid genoemd. In het Arabisch worden de Toeareg daarom ook wel Mulathimin genoemd, dat eveneens 'Gesluierden' betekent. De traditionele gezichtssluier is gemaakt van alasho, een stof geweven in de Nigeriaanse stad Kano, en geverfd met natuurlijke indigo, die blauw afgeeft op het gezicht. Vandaar de bijnaam 'blauwe mannen' die voor de Toeareg wordt gebruikt.

Na de staatsgreep die het bewind van Amadou Toumani Touré in Mali omver wierp heeft de onafhankelijksheidsbeweging snel aan belang gewonnen; Touaregrebellen hebben samen met Islamistische groepen de controle over de drie grote steden in het gebied overgenomen. Dit gebeurde zonder al te veel tegenstand van het slecht uitgeruste en gedesorganiseerde Malinese leger.

De vijandelijkheden laaiden in 2012 weer op nadat Touaregstrijders die in 1990 toegetreden waren tot het leger van Moammar al-Qadhafi in de buurstaat Libië na de val van de laatstgenoemde terugkeerden. Ook deze opstand wordt door de MNLA uitgevoerd. Op vrijdag 6 april werd bekend dat de MNLA de onafhankelijkheid van Azawad heeft uitgeroepen.




Tinariwen, in het Toeareg (of Tamasheq) Woestijn, is een Malinese band. Tinariwen vermengt traditionele muziek met westerse rock en popmuziek. De songs worden voornamelijk in het Frans en Tamasheq gezongen.

De leden van de band zijn van Toeareg komaf en stammen van een generatie die in de jaren zestig hun toevlucht vanuit de Sahelregio naar de noordelijk gelegen steden hebben gezocht, omdat ze door droogte niet meer konden voorzien in hun bestaansminimum.

De band werd in 1982 in een Libisch kamp opgericht waar Toeareg militair werden getraind. De bandleden waren voor een deel actief aan de vrijheidsstrijd voor de nomadenbevolking. Pas sinds de beëindiging van een opstand in Mali in 1996 houden ze zich uitsluitend bezig met het maken van muziek. In hun teksten zijn ze altijd politiek geëngageerd gebleven.

In 2012 ontvingen ze een Grammy Award in de categorie Best World Music Album voor het album Tassili.

zondag 23 juni 2013

Serge Reggiani

Op 23 juni 1940, kwart over zes ‘s ochtends komen de wolven aan in Parijs. De Eiffeltoren doet dienst als decor. Het ultieme bewijs dat Parijs nu Duits is.
Hitler en Speer poseren voor de Eiffeltoren.het Duitse leger heeft het Franse leger in een paar weken van de kaart geveegd. In een verlaten Parijs maken de overwinnaars een kleine rondrit. Na de wolven volgen de horde van de wehrmacht, die trots marcheert op de Champs Elysées.
Serge Reggiani heeft dit moment met verve bezongen in “Les loups sont entrés dans Paris”. (1967)

TEKST, klik op

zaterdag 22 juni 2013

Plezier en protest (deel 5)

Het meest opvallend is misschien nog wel dat de meeste protestsongs zich richten op de brede thema's van discriminatie, uitbuiting en oorlog, en niet op de woningnood — een van de thema's waar jongeren echt last van hadden en de steen des aanstoots van de kraakbeweging — of op politieke inspraak, medezeggenschap en participatie — de strijdpunten van kritische studentenbeweging.


Een hele, een halve of een dubbele modernisering? Het overgrote deel van de popmuziek bestond gewoon uit vrolijke en spottende liedjes waarin dagelijkse dingen met een knipoog werden bezongen — het poprepertoire bevatte anders gezegd meer Het dan De Groot. Toch, ondanks of misschien juist door al die vrolijkheid, voelde de popmuziek, zowel voor degenen die er door werden aangetrokken als degenen die er door werden afgestoten, onmiskenbaar aan als een uiting van verzet. Die erfenis van de rock-'n-roll raakte de popmuziek gedurende de jaren zestig niet kwijt. In die zin kan bijna elke popsong worden gelezen als een indirect protest tegen de beknotting van de individuele vrijheid en de expressie van het zelf. Meer direct verwoorden vele songs het feestelijke en bevrijdend gevoel van de Summer of Love van 1967 en de daarop volgende hippiejaren, waarin de jeugdcultuur van de jaren zestig met veel uiterlijk vertoon haar zelfstandigheid verklaarde. Het was ook dat gevoel van verzet dat de rock-'n-roll en de vroege popmuziek belichaamden, waardoor de politieke jeugd werd aangetrokken en gefascineerd. Dat gold onder meer voor de oprichters van Provo die zichzelf wel eens als "supernozems" afficheerden. Voor een antwoord op de vraag naar de relatie tussen popmuziek en maatschappijkritiek zullen we ons daarmee wat meer moeten verdiepen in de aard van de maatschappelijke veranderingen waarvan de popmuziek het vehikel was.

De popcultuur die zich in de jaren vijftig nog manifesteerde als een vorm van verzet eindigde, zo constateert Melly met een ondertoon van spijt, in de jaren zeventig als een ongevaarlijke en opgeblazen uiting van stijl. Anderen, die juist de principiële gerichtheid van de jeugdcultuur op individuele stijl en identiteit benadrukken, wijzen andersom beschuldigend op de politisering van de stijlgerichte jeugdcultuur die bijna zo rond 1967 en 1968 een aanvang neemt en samenvalt met een groeiende malaise in de wereld van de popmuziek. Die laatste optie vinden we onder meer terug bij Righart (2003) die om die reden zelfs af en toe zijn eindeloze jaren zestig al in 1967 voortijdig lijkt te willen laten eindigen.


Het moment van de stijl, zoals we de Summer of Love van 1967 kunnen benoemen, lijkt inderdaad een kritisch draaipunt te vormen in de ontwikkeling van de popcultuur. Rond dat jaar was de muzikale revolutie van de jeugdcultuur min of meer voltooid. De centrale principes van respect, reciprociteit en empathie waren verbreed tot een algemeen ideaal van liefde voor de wereld. "All you need is love," zingen de Beatles in de zomer van dat jaar, omgeven door een groot gevolg van vrienden en collega's, in het televisieprogramma Our World, het eerste programma dat via de satelliet live in een groot aantal landen kon worden gevolgd. Maar dit hoogtepunt van gezamenlijkheid en optimisme leek tegelijk ook het begin van het einde. Een jaar later volgden de eerste tekenen van verval met de geestelijke instorting van Syd Barret, de voorman van Pink Floyd, en de dood van Brian Jones van de Rolling Stones. Weer een jaar pleegde de Manson-family een reeks afschuwelijke moorden, naar eigen zeggen op inspiratie van de Beatles' song Helter Skelter, en valt de eerste dode onder het publiek bij het Stones-concert in Altamont, Californië. In 1970 sterven Jimi Hendrix en Janis Joplin als gevolg van drugsgebruik en gaan de Beatles uit elkaar.

donderdag 20 juni 2013

Blue Suede Shoes

Dat een man als Carl Perkins in het boek One Hit Wonders van Wayne Janik als een eendagsvlieg genoteerd staat, vind ik persoonlijk een beetje overdreven, een beetje sneu ook voor Perkins, maar ik begrijp Janik ergens wel, want bij de doorsnee muziekliefhebber is Carl Perkins alleen maar bekend door zijn hit Blue Suede Shoes, maar wat voor een hit, een regelrechte rockklassieker!

Carl werd de 9de april 1932 in Tiptonville, Tennessee geboren. Pa Perkins was erg ziek, de man moest het met één long stellen en veel brood kwam er niet op de plank. Er blijkt niets anders op te zitten dan dat Carl een handje bijsteekt. Hij werkt veertien uur per dag op de katoenplantanges. In zijn vrij schaarse uren luistert hij naar de radio en speelt op een spotgoedkope gitaar. Hij had die gekocht van een zwarte die bij hem in de buurt woonde, Uncle John. John tokkelde graag van die doodgewone bluesliedjes op zijn gitaar en daar stak Carl veel van op. Thuis begeleidt hij zichzelf op de gitaar wanneer hij liedjes zingt als Walking the floor over you van Ernest Tubb die hij dan aanvult met wat bluesakkoorden die hij van Uncle John had geleerd. Naar school gaan deed Carl al lang niet meer, want thuis was er eten nodig en dus moest hij blijven werken, maar hij vindt toch nog de tijd om een groepje op te richten, The Perkins Brothers. Ze hebben het lef enkele van hun liedjes op een demobandje op te nemen en dat onder andere aan Sam Phillips van Sun Records te laten horen. Niet veel later worden ze uitgenodigd om een eerste single op te nemen, Movie bagg, iets later gevolgd door een tweede Gone, gone, gone. Lokaal krijgen die singles behoorlijk wat airplay. Perkins treedt regelmatig op met Elvis Presley en Johnny Cash en het is deze laatste die , omdat hij wist dat Perkins zijn eigen liedjes schreef, Carl adviseert eens een liedje te schrijven met als thema blue suede shoes. Nu waren dat schoenen die ze in die vroege jaren vijftig graag droegen als ze ‘s avonds uit gingen dansen met een lichte voorkeur de jitterbug. De 4de december 1955 moet Carl optreden en krijgt een dansend koppel in het oog waarvan de jongen, inderdaad, blauwe suede schoenen draagt. Op zijn hotelkamer schieten Carl snel de juiste woorden te binnen, maar hij heeft geen papier bij de hand, behalve een bruine zak waarin nog een paar aardappels hebben gezeten. Op die bruine zak en met zijn Les Paul gitaar in de aanslag schrijft Carl de basistekst van wat zijn grootste hit zou worden Blue suede shoes. De 17de december maakt Carl het nummer kant en klaar en twee dagen later neemt hij het op. Op aanraden van Sam Phillips past hij de tekst wel nog wat aan en zo wordt go boy go, go cat go!
Nieuwjaarsdag 1956 wordt het nummer op het Sun Label uitgebracht. Phillips had twee 78 toeren platen naar Perkins gestuurd, maar die waren stuk nog voor hij het pakje thuis had kunnen openen. Wat Carl de dagen die volgden vreemd in de oren klonk was dat de deejay’s in Memphis de ommekant van de plaat draaiden, Honey don’t. Maar in Cleveland, Ohio was deejay Bill Randle helemaal weg van Blue Suede Shoes en speelde het diverse keren tijdens zijn laatavondshow. Enkele weken later is het nummer een dikke hit in Memphis en omstreken. Na een optreden tijdens Jamboree in Dallas wordt het ook daar een groot succes. De 17de maart treedt hij op voor ABC TV in de Ozark Jubilee. Op dat moment staat Perkins op drie in de r&b hitlijsten. De 24ste maart moet een belangrijke dag voor hem worden, want dan mag hij optreden in The Perry Como Show, nationaal gezien een kijkcijferkanon. Twee dagen eerder krijgt Carl Perkins een zwaar auto-ongeval. Ze worden aangereden door een truck. Die chaffeur komt op het leven, evenals zijn manager die bij hem in de auto zit. Carl en zijn broer worden zwaargewond. De derde maart had Perkins vernomen dat Blue Suede Shoes tot op de tweede plaats van Billboard’s Hot One Hundred was geraakt. Promotie was dus erg belangrijk voor hem, maar hij kan het ziekenhuis niet meer uit. Hij ligt daar met vier gebroken ribben, nadat hij eerst drie dagen in coma had gelegen, en zijn rechterschouder is eveneens gebroken.
Het mag misschien wat vreemd lijken, maar ook al zat Presley tot voor kort bij dezelfde platenfirma als Perkins en je zou denken dat hij de man het gras niet voor de voeten wou wegmaaien, toch staat The King, die intussen door RCA was weggekocht bij Sun, de 30ste januari 1956 in de RCA Studio’s in New York om Blue Suede Shoes in te blikken met op de b-kant een versie van Tutti Frutti, uitgebracht zowel op 78- als op 45-toeren. De 10de maart rockt Presley in de Amerikaanse popcharts op de 20ste plaats. Vanop zijn ziekbed kijkt Carl toe hoe Presley in de Milton Berle Show het nummer live zingt en iets later in The Steve Allen Show. Scotty Moore, de vaste gi-tarist van Presley, vertelde later in een interview dat het een sympathieke geste was van Presley dat hij Blue Suede Shoes had opgenomen en zoveel mogelijk promootte omdat hij wist dat Carl in het ziekenhuis lag en hij hoopte op deze manier Perkins qua auteursrechten wat extra geld te laten verdienen. Het was zeker geen kwestie van de een zijn dood is de ander zijn brood. Er volgen dat jaar nog méér covers ondermeer van Pee Wee King, Boyd Bennett en Sid King. In de zomer van 1956 neemt ook Eddie Cochran een versie van Blue Suede Shoes op.

dinsdag 18 juni 2013

John Fred and his Playboy band

Hadden The Beatles nooit een liedje opgenomen met als titel Lucy in the sky with diamonds, dan had John Gourrier nooit een wereldhit gescoord, want toen hij zich op zekere ochtend in zijn badkamer in Baton Rouge, Lousiana stond te scheren en voor de eerste keer The Beatles dat liedje hoorde zingen, verstond hij niet precies wat ze zongen. Hij dacht dat ze het hadden over Lucy in disguise with diamonds. Toen Fred maanden later op een of ander strand in Florida rondliep en daar tal van meisjes met een zonnebril op hun snoet in het oog kreeg, schoten de woorden hem zo door het hoofd voor wat iets later Lucy in disguise with glasses moest worden. De basismelodie had hij al tussen zijn oren al was de eerste tekst die in zijn hoofd zat Beverly in disguise with glasses.
Nu moeten we even een eind terug in de tijd, naar 1956 om precies te zijn, wanneer de 15-jarige  John Fred Gourrier ontdekt dat hij niet onaardig kan zingen. Op zekere avond gaat hij naar een feestje waar de zanger van dienst zo hees is dat er geen fatsoenlijke noot uit zijn strot komt. Voor Fred geen probleem om samen met de band van dienst enkele songs van Fats Domino te kwelen. Tegen de zin van zijn vader in, sluit John zich permanent bij de groep aan die zich , inpikkend op het succes van het mannenblad Playboy, The Playboys noemen. Fuiven en feestjes worden hun afzetgebied, al liggen ze niet goed bij het oudere publiek omdat ze te graag zwarte muziek spelen. In die tijd een schande voor een blanke band. Samen met Tommy Bryan van The Playboys schrijft Fred hun eerste single bij mekaar Shirley, goed voor een 82ste plaats in de Amerikaanse top honderd in 1959. Jaren later zou het succesvol gecoverd worden door de Britse rocker Shakin’ Stevens, goed voor een vijfde plek in de Engelse top veertig. Pa en ma Gourrier hielden, ondanks dat succes van hun zoon, hun been stijf en stonden erop dat Fred zijn hogere studies zou aanvatten en ook afmaken. Van 1960 tot 1964 gedraagt Fred zich zoals dat een student betaamt. Hij versiert zelfs een studiebeurs aan The Southeastern Lousiana Sate University om daar een krak te worden in baseball, maar de lokroep van de muziek is zo groot dat hij 1964 een nieuwe bezetting van The Playboys samenstelt met naast ouwe getrouwe Andrew Bernard, Ronnie Goodson, Charlie Spinosa, Jimmy O’Rourke, Harold Cowart, Tommy Degeneres en Joe Miceli. Een ganse bende dus. Ze tekenen een contract bij het Jewel platenlabel van Stan Lewis in Shreveport. Omdat Garry Lewis, de zoon van filmkomiek Jerry Lewis ook een groep had die zich The Playboys noemden, noemden ze zich voortaan John Fred and his Playboy Band.
Ik pik terug in daar waar ik daarnet de rode draad heb neergelegd wanneer John met een melodietje in zijn hoofd rondloopt met als werktitel Beverly in disguise. Samen met Andrew Bernard werkt hij het nummer verder af en zo wordt Beverly, Judy. The Playboys vinden het nummer maar niks. John staat erop dat het liedje als een rock and roll nummer wordt gespeeld, in een strak uptempo dus. Je hoeft het nummer niet te serieus op te vatten, want eigenlijk is het als een satire op dat genre bedoeld. Eind 1967 trekken ze naar The Robin Hood studio in Tyler, Texas. Bernard sleurt er tijdens de opnamen strijkers,  een New Orleans piano en naar het voorbeeld van zijn idolen The Beatles, een instrument bij dat in die tijd dankzij George Harrison opgang maakte, een sitar. Hun platenlabel Jewel records had er intussen een zustermaatschappij bijgekregen, Paula Records, en dat wordt het nieuwe label waarop enkele weken later Judy in disguise wordt uitgebracht. De 20ste januari 1968 staan Lucy en Fred apetrots op de eerste plaats van de Amerikaanse top honderd en, toeval of niet, ze stoten daarmee Hello goodbye van The Beatles van de troon.

In 1968 namen Garry Lewis and the Playboys een cover op van Judy in disguise with glasses voor hun elpee Gary Lewis Now. Nadien kwam Fred nog opzetten met het singletje Hey hey bunny, maar dat bleek een slag in het water, want sindsdien hebben we van hen nooit meer iets gehoord. Wel onthouden we dat het singletje met een parlando eindigt. Zeer tegen de smaak van de rest van de groep stond Fred erop dat het liedje eindigde met: ” I guess I’ll just take your glasses”.

zaterdag 15 juni 2013

Queen's Day

Een extra Queen’s Day dit jaar. Na 30 april (de laatste Nederlandse) is deze verschoven naar de Britse: de 3e zaterdag in juni (voor zolang het duurt natuurlijk).
In 1991 verscheen het laatste officiële studio-album: Made in Heaven. De plaat staat vol met verwijzingen naar de dood van Mercury, af en toe op het hyper-nostalgische en kitscherige af.
Uitzondering hierop is het prachtige Heaven for Everyone, geschreven door de drummer en eerder opgenomen door zijn eigen band The Cross.
De meeste nummers zijn bewerkingen van eerdere studioopnamen, die door de overige bandleden nieuw leven werden ingeblazen.
Andere successen van Made in Heaven zijn A Winter’s Tale (Mercury’s allerlaatste compositie),, It’s a beautiful day (bekend van de zeehondencrèche-reclame, al in 1980 geschreven voor het album The Game, maar op Made in Heaven voor het eerste gepubliceerd), Let me live (oorspronkelijk opgenomen met Rod Stewart als lead-zanger) en You don’t fool me.
Ondanks het grote verkoopsucces, dat helaas mede te danken was aan Mercury’s dood, bevat het album niet de kwaliteit van eerdere Queen albums. Hieronder een compilatie van de genoemde nummers.

vrijdag 14 juni 2013

Johnny Cash top 50 nummer 6: Personal Jesus



Een cover op nummer 6. Personal Jesus is oorspronkelijk van Depeche Mode. Cash nam het op in 2002 en is te vinden op zijn CD American IV: The Man Comes Around.

woensdag 12 juni 2013

Eelco Gelling

Eelco GellingMet leeftijdgenoot Jan Akkerman wordt de op 12 juni 1946 te Zwartsluis geboren Eelco Gelling veelal gezien als de beste uit Nederland afkomstige gitarist.
Autodidact Gelling begon zijn muzikale loopbaan in het begin van de jaren zestig in formaties als The Rocking Hurricanes en The Rocking Strings, dat in 1962 de single 'Autumn Leaves' en de ep 'Black Rock' maakte, waar Eelco volgens eigen zeggen echter niet op mee speelt. Hij was daarna de zanger/gitarist.

Rond 1964 kwam zanger Harry Muskee bij Eelco's band en werd de stijl omgebogen van Shadows-achtig materiaal, naar meer blues georiënteerd werk. Bovendien werd de bandnaam veranderd in Cuby + Blizzards. De eerste single werd gemaakt in 1965: 'Stumble And Fall'/'I'm So Restless', in de bezetting Eelco, Harry, Hans Kinds (ritmegitaar), Willy Middel (basgitaar) en Dick Beekman (drums). Die laatste was het jaar erop, toen het volgende plaatwerk uitkwam, vervangen door Hans Waterman. Singles als 'LSD (Got A Million Dollars)'/'Your Body, Not Your Soul', de eerste hit 'Back Home'/'Sweet Mary', 'You Don't Know'/'Richard Cory' en 'Just For Fun'/'Things I Remember' kwamen in '66 uit, maar ook de eerste lp 'Desolation', waarmee C + B, zoals de band vaak kortweg genoemd werd, meteen een Edison in de wacht sleepte.
Cuby + Blizzards
C+B ten tijde van de eerste hit, 'Back Home' en eerste langspeler, 'Desolation'.
v.l.n.r. Eelco Gelling,Hans Waterman, Willy Middel, Harry Muskee, Hans Kinds

Opmerkelijk was verder, dat de Drentse formatie de lieveling werd van het hoofdstedelijke undergroundblad Hitweek, later Aloha. Aan 'image building' behoefden Eelco en Harry en hun wisselende kompanen, naast Kinds, Middel, Beekman en Waterman, Herman Brood, Jaap van Eik, Herman Deinum, Hans Lafaille en Helmig van der Vegt, niet te doen, dat werd voor hen gedaan.

Cuby + Blizzards werd absolute top, ook buiten de Nederlandse grenzen. Eelco, Middel en Waterman namen in '67 een lp op met de Amerikaanse blueszanger/pianist Eddy Boyd, 'Praise The Blues', en ze begeleidden datzelfde jaar, met Brood erbij, de net met Them gestopte Van Morrison bij een korte, heftige, tournee door Nederland. En Cuby + Blizzards maakte zelf de ene fraaie langspeler na de andere, neem 'Groeten Uit Grollo', 'Trippin' Thru' A Midnight Blues', 'Live At Düsseldorf' en 'Appleknockers Flophouse'. Maar scoorde ook regelmatig hits, waarvan de grootste, 'Another Day, Another Road', 'Window Of My Eyes', en 'Appleknockers Flophouse', gezien kunnen worden als regelrechte klassiekers.
Het eigen repertoire werd grotendeels geschreven door Eelco en Harry.

Cuby + Blizzards
De 'Groeten Uit Grollo' C+B
v.l.n.r. Hans Waterman, Eelco Gelling, Willy Middel, Herman Brood, Harry Muskee

In de Cuby-periode deed Eelco Gelling echter ook wel eens andere dingen, zoals een uitstapje naar de supergroep Tower eind jaren zestig, met onder meer Boudewijn de Groot. Daarvoor was hij overigens al gevraagd om te komen spelen bij John Mayall's Bluesbreakers (als vervanger van Peter Green, op zijn beurt weer vervanger van Eric Clapton) en bij Van Morrison, die Eelco aanbood in Amerika een begeleidingsband voor hem samen te stellen, maar Eelco bleef kiezen voor Cuby + Blizzards; die band zou het immers internationaal wel gaan maken.
Toch kwam er, door het vaak onberekenbare gedrag van Harry Muskee, inmiddels met Eelco gegroeid tot het boegbeeld van Cuby + Blizzards, eind '67 nog bijna een kink in de kabel. Eelco wilde zonder Harry maar met Hans Waterman (drums) en Jaap van Eik (basgitaar) een op Cream lijkende band opzetten, die hij in Engeland had zien optreden tijdens een festival, waar hij met John Mayall als gast aanwezig was.
Waarschijnlijk heeft de platenmaatschappij het koningskoppel Gelling/Muskee vervolgens weer samengebracht, waarna '68 het meest succesvolle jaar in de loopbaan van Cuby + Blizzards werd (waanzinnige scores in de poppoll van onder andere het al genoemde blad Hitweek, een top-10 singlehit en goedverkopende langspelers).
Internationaal wilde het de daarop volgende jaren echter minder lukken dan gewenst, met name in Amerika, waar om nog steeds onduidelijke redenen niet werd gespeeld. "Hoewel wij naadloos gepast zouden hebben in die scene rond Fillmore East en West", zou Eelco later opmerken.



Toen bleek dat Focus, met Jan Akkerman, dat dezelfde manager had als C + B, het 'worldwide' redde, sloeg frustatie toe binnen de band en half '72 werd besloten te stoppen. Het jaar erop werd een reünieconcert gegeven in De Kolk te Assen en in januari '74 voor het VARA-programma Nederpopzien, waarvan de langspeler 'Afscheidsconcert' verscheen. Eelco en Harry hadden toen al geprobeerd een band op te zetten met pianist Rob Hoeke, maar dat was mislukt.
In 1975 was daar echter wel Red White 'n Blue, met naast Eelco en Harry de uit Q65 afkomstige gitarist Frank Nuyens, basgitarist Lou(rens) Leeuw en drummer Herman van Boeyen. Deze band trad niet alleen met veel succes op tijdens zowel het Lochem-festival als Pinkpop, maar bracht ook een langspeler uit met de groepsnaam als titel, waarvan een single werd gehaald. In 1976 heette de band, in gewijzigde samenstelling - Herman Brood was bijvoorbeeld weer terug - echter weer Cuby + Blizzards en werd de langspeler 'Kid Blue' gemaakt.
Toen vond Eelco dat alle rek uit C + B was en sloot hij zich aan bij Golden Earring, waarmee hij niet alleen speelt op een aantal platen, maar tevens - eindelijk - op tournee ging in Amerika. Het boterde echter niet tussen het grillige gitaarwonder Gelling en het strak georganiseerde Earring-bedrijf, met als gevolg dat Eelco, na enkele jaren, midden in een Amerikaanse tournee vertrok.
"Ik dacht bij The Earring m'n speelplezier terug te krijgen, maar dat liep heel anders. Maar ik heb ook heel goede herinneringen aan die periode hoor. Met name het bijna dagelijkse spelen."

Terug in Nederland vulde Gelling zijn tijd voornamelijk met het meedoen aan (platen)sessies, bijvoorbeeld met Flavium, en enige tijd als lid van Freelance Band. Tot hij rond '83 weer werd herenigd met Harry Muskee in diens Muskee Gang.
Tijdens de opnamen van de tweede lp daarvan, 'Rimshots In The Dark' in 1986, werd Eelco vervangen door Erwin Java en dook vervolgens op bij Blues Connection, waarmee hij twee jaar later een lp uitbracht.

Blues Connection
Eelco (rechts) met Blues Connection.

In de jaren negentig van de vorige eeuw deed Eelco Gelling vooral veel sessiewerk, maar speelde ook met verschillende eigen formaties. Of was plotseling de stergitarist van de Leigh Blond Band (1996), met naast Bert 'Leigh Blond' de Ruijter, onder andere de Britse topvocalist Chris Farlowe, bluesharpist Kim Snelten en zijn oude Blizzards-makkers Herman Deinum en Hans Lafaille. Die wel hoorden bij de toen heropgerichte Cuby + Blizzards, in tegenstelling tot Eelco; dit tot verbijstering van vele fans: The Blizzards was toch Harry én Eelco?
Hij ontmoet echter ook (weer) Ron 'El Kroppo' Krop en gezamenlijk wordt besloten een band op te zetten, waarvoor Ron de ritmesectie levert, alsmede de manager: de Eelco Gelling Band. De komende jaren wordt, vooral live, gewerkt met verschillende toetsenisten en andere muzikale gasten.
Opgenomen wordt er echter ook. Twee songs komen terecht op de in eigen beheer opgenomen Ron Krop-cd 'Out Of Time' (1999) en een op de compilatie-cd tegen zinloos geweld 'Waarom?' (1999). In 2000 wordt de dubbel-cd 'Eelco Gelling The Missing Link' uitgebracht - zonder medeweten van Eelco - met eerder uitgebrachte opnamen van Cuby + Blizzards en Blues Connection, na een door velen als weerzinwekkend ervaren artikel van Harry de Jong in het nieuwe Aloha (mei 2000).
Gelukkig dwong de band, door de optredens, de daarop volgende jaren steeds meer respect af en dat bleek ook in de meeste recensies. Bovendien bleken journalisten/schrijvers als Robert Haagsma en Jeroen Valk in interviews echt geïnteresseerd in de muzikant Eelco Gelling en zijn band en dat werkt natuurlijk positiever. De lange weg naar hernieuwde erkenning kreeg steeds meer gestalte en mondde midden 2004 uit in een platencontract bij Munich Records.
Niet de gemakkelijkste weg werd gekozen door de Eelco Gelling Band. Er wordt namelijk nauwelijks werk gespeeld uit Eelco's C + B-periode '64 - '76 en dat was wel eens moeilijk te verteren voor de die-hard fans uit die tijd. Door het vele spelen door de jaren heen begint men nu echter gewend te raken aan de aanpak van de band, die kiest voor een avontuurlijke weg; geen optreden is hetzelfde.
De opnamen van de eerste cd voor Munich vonden plaats tussen juni 2004 en januari 2005 in Get Rhythm te Ridderkerk, waar Stephan Weeda de band opnam en produceerde, waarna hij er ook de mastering deed. Eind februari 2005 is 'On The Road', geïnspireerd door Jack Kerouac's boek, klaar en gaat de Eelco Gelling Band ter promotie touren. Natuurlijk door Nederland, maar er is tevens belangstelling uit België en Duitsland.

dinsdag 11 juni 2013

Lip pursing

“Lip pursing” is een methode (ook wel “puckering” of “liptuit” genoemd) om afzonderlijke tonen op je mondharmonica te kunnen spelen. Er is ook een andere methode om afzonderlijke tonen te spelen, het zogenaamde “tongue blocking”, die later beschreven staat.
Het vraagt oefening om slechts één gat te spelen, en de natuurlijke neiging is om er minstens 2 tegelijk te spelen. Wees streng: dwing jezelf om steeds zuiver en netjes één gat te kunnen spelen. Dit is een absolute voorwaarde om later o.a. gebogen noten te kunnen spelen!
Er zijn eigenlijk 2 manieren om met “puckering” te spelen:
1. met getuite lippen: door je lippen te tuiten (alsof je zachtjes aan het fluiten bent) speel je op één gat tegelijk. Je bovenlip en je onderlip vormen samen een klein gaatje, waardoor je lucht laat stromen
2. met gekantelde embouchure, spelen via je onderlip: bij deze methode maak je gebruik van de natuurlijke curve van je onderlip. Je houdt je mond lichtjes open, en je harp is licht gekanteld (de achterkant wijst licht
omhoog). Door het “kantelen” worden de tonen links en rechts geblokkeerd door de zijkanten van je onderlip. Er blijft één gaatje open dat je als het ware bespeelt door het “gootje” in het midden van je
onderlip.
Alhoewel de meeste instructieboeken de “getuite lippen” methode behandelen (volgens ons alleen omdat het makkelijker uit te leggen is), is onze ervaring dat het spelen via de onderlip (methode 2) makkelijker aan te leren is en vooral een veel mooiere toon oplevert.


Belangrijk bij deze methode is dat je speelt met “volle lippen” en een ontspannen tong. Het is net zoals met zoenen: je lippen zijn niet gespannen maar ze komen heel licht naar voren.
Handige tip: breng niet je lippen naar de harp, maar leg de harp in je geopende lippen, vooral in het natte en zachte deel van je onderlip. Laat je bovenlip gerust vér over de rand op de harp rusten. Pas desnoods de manier van vasthouden van je mondharmonica aan.

zondag 9 juni 2013

In Alle Staten: Connecticut

De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.

Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?

In deze zevende aflevering
Connecticut
USA
John Mayer is op di tmoment de meest beroemde artiest uit deze relatief kleine staat. Maar ook Gene Pitney en Michael Bolton zijn beroemde vertegenwoordigers, maar de allerbekendste: The Carpenters !


vrijdag 7 juni 2013

Come On


The Rolling Stones maken op 7 juni 1963 hun debuut op de Engelse televisie. In Thank You Lucky Stars spelen zij hun eerste single Come On die dezelfde dag is uitgebracht. Op de B-kant staat I Want To Be Loved By You. De single is op 10 mei 1963 opgenomen in de Olympic Studio in Carlton Street in Londen. Come On is een nummer van Chuck Berry die het zelf 29 juli 1959 in de Chess Studio in Chicago op de plaat zette. I Want To Be Loved is een compositie van Willie Dixon. De productie is in handen van manager Andrew Loog Oldham. Goede vriend Ian Stewart is op piano te horen. In Engeland komt de single niet verder dan de 21-ste plaats.


Op het nummer is de volgende samenstelling te horen:
Mick Jagger — zang
Keith Richards — gitaar
Brian Jones — mondharmonica, backing vocals
Charlie Watts — Drums, koebel en Bill Wyman — Bass gitaar, backing vocals


dinsdag 4 juni 2013

Pinkpop 1979

Volgens televisieregisseur Egbert van Hees heeft hij tijdens het tiende Pinkpop Festival, dat op 4 juni 1979 wordt gehouden, bloedmooie beelden opgenomen. Maar wat wil je ook met deze line-up, Peter Tosh, Rush, Elvis Costello, The Police, Dire Straits, Average White Band en Massada. John Peel doet voor de tweede keer de presentatie. Mick Jagger loopt gezellig backstage. Hij zingt namelijk mee op Don’t Look Back, de hit van Peter Tosh die op het Rolling Stones-label is verschenen. Het gerucht gaat dat Mick met Peter zal meezingen, maar dat gaat niet door. Pinkpop 1979 is voor de Police een grote stap in hun carrière. Elvis Costello gaat het gevecht aan met de weergoden. Hagel en winterse buien kunnen hem er niet van weerhouden om pas na 40 minuten het drijfnatte podium te verlaten. Ondanks het slechte weer zijn alle 50.000 kaarten verkocht.


Het eerste Pink- Popfestival werd georganiseerd als alternatief voor een afgelast optreden van de zangeres Melanie. Op het eerste Pinkpop, dat gehouden werd op 18 mei 1970 in Geleen, kwamen 10.000 toeschouwers af. De Golden Earring en de George Baker Selection traden er op.
De begroting voor die eerste Pinkpop bedroeg 15.000 gulden, een kaartje kostte f. 2,50. Met de winst, 10.000 gulden, werd de tweede Pinkpop georganiseerd en op deze manier kon men voortaan elk jaar dit festival, dat zou uitgroeien tot een van de populairste, financieren.
De eerste Pinkpopjaren lieten de radio en televisie verstek gaan. Dank zij amateurfilmers zijn er beelden van een groot aantal optredens uit die eerste jaren. Pas sinds 1976 is de televisie er regelmatig bij geweest om opnames te maken. De formule van Pinkpop: alternatief maar niet te alternatief, populair maar niet te populair.

zondag 2 juni 2013

Plezier en protest (deel 4)




Na de publiciteit rond het bloedbad van My Lai van 1968 zwelt ook in Nederland de invloed van de vredesbeweging aan. In het begin van de jaren zeventig tekent zich een brede meerderheid af die Amerika het liefst per direct uit Vietnam ziet vertrekken. Die omslag maakt zich in de hitlijsten kenbaar in een zesde plaats voor Edwin Starr's empathische War (What Is It Good For?) (1970) en een eerste positie voor het meer zoetsappige Soldiers Who Wanna Be Heroes (1971) van Rod McKuen. In 1973 volgt dan, in meer algemene zin, nog Redbone's We Were All Wounded at Wounded Knee (1973). Een compleet gebrek aan protestsongs is er dus niet, maar zelfs in deze laatste fase van wat Righart (1995) de eindeloze jaren zestig noemt, missen we in de hitlijsten weer enkele bekende protestsongs zoals Marvin Gaye's What's Going On (1971) en Bob Marley's reggae-oproep Get Up Stand Up (1973).


De conclusie van dit korte overzicht mag duidelijk zijn: er dringt in de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig slechts weinig gezongen maatschappijkritiek door bij het brede publiek. En, wat er is valt in het niet tegenover de stortvloed aan liedjes die het begin en einde van verliefdheden bezingen. We zouden gemakkelijk een soortgelijk verhaal kunnen ophangen over het alternatieve albumrepertoire van de "underground" oftewel de "progressive rock," die uiteindelijk meer "art rock" was dan "political pop." Op het fameuze Holland Pop Festival van Kralingen in 1970 maakten veel groepen uit deze hoek hun opwachting, zoals de Jefferson Airplane, de Byrds, de Family en Chicago. In de drie dagen die het gebeuren in beslag nam, viel er echter amper een protestsong te horen — met als goede uitzondering natuurlijk Country Joe and the Fish met hun Fish Cheer, die door de internationale beweging tegen de Vietnam-oorlog al eerder als yell was geadopteerd.


Toegegeven, in veel liedjes uit de hitparade klonk wel een kritisch geluid door. Een willekeurig maar goed voorbeeld is de klassieker Big Yellow Taxi (1970), waarin singer-songwriter Joni Mitchell de negatieve effecten van de grootschalige verstedelijking bekritiseert. En, dan zijn er natuurlijk de vele songs die, vanaf de Who's My Generation (1965) tot aan Cat Stevens' Father and Son (1971), het generatieconflict bezingen. De algehele teneur van dit soort liedjes valt echter eerder romantisch en nostalgisch te noemen dan gericht op concrete politieke veranderingen. Buiten de hitlijsten om zijn er natuurlijk aanzienlijk meer protestsongs te vinden, al dan niet met tekst. Denk, wat het laatste betreft, enkel maar aan de verscheurde en verscheurende gitaarversie die Jimi Hendrix op het Woodstock-festival in 1969 ten beste gaf van het Amerikaanse volkslied en die onder Hendrix-adepten de toepasselijke naam verwierf van Star Mangled Banner. Maar, alles bij elkaar genomen, valt er toch heel wat af te dingen op de heersende beeldvorming waarin de popmuziek en de maatschappijkritiek van de jaren zestig met elkaar worden vereenzelvigd. Zoveel protest viel er, op tekstueel niveau althans, in de popmuziek niet te horen en, voor zover het er was, volgde het de ontwikkelingen op afstand en onder afstandname.