donderdag 29 september 2016

Duelling Banjo's





In 1955 speelden Arthur “Guitar Boogie” Smith en Don Reno deze melodie tijdens een opnamesessie in Charlotte, North Carolina.

Een dialoog tussen twee five-strings (banjo’s) was het origineel, de titel was “Feudin’ banjos”.

Toen de melodie opdook in de populaire film “Deliverance” in 1973, toegeschreven aan een sombere onbekende ging Arthur Smith in het verweer. Deze tune was gewoon gejat van hem.
Don Reno was de banjovirtuoos die Earl Scruggs verving bij Bill Monroe.

Vermoedelijk afkomstig uit een 17e eeuwse dance tune die teruggaat op Praetorius (17e eeuws Duits componist).

zaterdag 24 september 2016

In Alle Staten: Washington

De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian Wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.

Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?
In deze 48e aflevering:
Washington
USA
Mooie staat die mooie en wereldberoemde sterren heeft voortgebracht: Bing Crosby, Judy Collins, Kurt Cobain, Kenny Loggins, allemaal komen ze uit de staat Washington. Kort maar krachtig is het leven van Jimi Hendrix geweest, maar ook hij komt hiervandaan.


donderdag 22 september 2016

Hello Mary Lou



Het zal je maar overkomen met één single twee hits scoren, twee muzikale vliegen in één klap. Dat overkwam Ricky Nelson toen hij in 1961 een single uitbracht met op de ene kant Travelin’ man en op de andere Hello Mary Lou. Wij menen nog altijd dat Hello Mary Lou de grootste hit van beide werd, maar dat is fout. Dat misverstand is gerezen omdat Travelin’ man bij ons géén hit werd? maar Hello Mary Lou in de maand juni van 1961 een regelrechte nummer één. In Amerika daarentegen steeg Hello Mary Lou naar de negende plaats en was het met Travelin’ man dat Ricky tot op de eerste plaats van de charts geraakte. Het juiste verhaal dringt zich op!

Ricky was erg verwend wat hits scoren betreft. Hij was nog maar zeventien toen hij met A teenager’s romance op de 2de plaats belandde in Billboard’s Hot One Hundred. De volgende single I’m walking deed het ook goed. Dan kende hij even een dipje om met singles als Blood up en Believe what you say sterk terug te keren. Het waren vooral rockabilly songs die het in het begin van zijn carrière goed deden. Zijn eerste nummer één Poor little fool ging al wat de andere kant uit, meer in de richting van de pop. Ook degelijke singles werden de songs Lonesome town, It’s late en Sweeter than you. Dan viel de hittrein even stil en geraakte hij niet hoger dan de 12de plaats. De rest viel ver buiten de top twintig.

Maar niet getreurd. In 1961 herpakte Ricky Nelson zich. Travelin’ man werd geschreven door Jerry Fuller terwijl die in het park op een bank op zijn vrouw zat te wachten. Hij had toevallig een atlas bij de hand en beschreef in zijn fantasie de diverse plaatsen die hij zou aandoen: Mexico, Alaska, Berlijn, Hong Kong, Waikiki… Hij had Sam Cooke in zijn achterhoofd toen hij het liedje schreef. Eenmaal terug thuis, maakte hij het liedje af en trok ermee naar de studio om een demo op te nemen. Daarvoor deed hij een beroep op twee jongens die bij The Champs speelden- je kent die nog wel van hun hit Tequila - Dave Burgess en Glen Campbell. Jerry trok met die demo naar de manager van Sam Cooke, J.W. Alexander, wiens kantoor pal tegenover dat van Ricky Nelson’s platenbaas Lou Chudd van Liberty Records lag. Alexander bleek niet geïntereseerd, maar de bassist van Ricky was op dat moment op kantoor bij Lou, hoorde dat nummer en tipte Ricky. Fuller zou het niet geweten hebben, mocht hij het Ricky niet hebben horen zingen op het einde van The Adventures of Ozzie and Harriet, een tv show van de ouders van Ricky Nelson waarin hij reeds als kind optrad.
 
Begin 1961 trekt Ricky naar de studio om Travelin’ man in te blikken. Hij fungeert zelf als producer zoals sommige bronnen vermelden, andere tippen op Joe Johnson die in Nashville een eigen studio en platenmaatschappij had, Challenge Records. Als b-kant kiest Nelson voor een nummer van de Canadese singer-songwriter Gene Pitney. Gene had het iets eerder zelf op plaat gezet, maar zonder succes.

De 24ste april 1961 wordt Travelin’ man op single uitgebracht. Het wordt geen gemakkelijke klus voor Ricky om door te stoten naar de top van de Amerikaanse charts, want Ernie K-Doe staat bovenin met Mother-in-Law. De 29ste mei lukt het Ricky dan toch om bovenaan te geraken. Hij houdt het daar twee weken vol, maar dan staat Roy Orbison met Running Scared te dringen om die pole positie in te palmen. De eerste juli van 1961 is Engeland aan de beurt. Hier zit er voor Ricky en zijn dubbelzijdige hitsingle een tweede plaats in. Een week later staat hij met beide songs op de eerste plaats in de Nederlandse top veertig. Je mag dus stellen dat zowel Travelin’ man als Hello Mary Lou echte wereldhits werden.

Jerry Fuller, de componist dus van Travelin’ man, zou in het totaal 23 liedjes voor Ricky Nelson schrijven waaronder de hits: A wonder like you, Young world en It’s up to you. In de loop van de jaren zestig komt Fuller bij Columbia Records terecht waar hij Gary Puckett & The Union Gapp ontdekt en speciaal voor hen de hits Lady Will Power en Young Girl schrijft.

Eind 1962 komt er een einde aan de platendeal van Ricky Nelson met Imperial Records. Hij sluit een zeer lucratieve deal met Decca Records, eigendom van MCA. Die deal behelst een periode van 20 jaar waarvoor hij een miljoen dollar mag opstrijken. Jammer voor Decca, maar voor hen zou hij slechts twee grote hits scoren: Fools rush in en For You. Eind jaren zestig is Ricky, een volwassen Rick geworden en treedt hij op samen met The Stone Canyon Band. Intussen heeft het publiek hem de rug toegekeerd, een frustratie die hij afreageert in het nummer Garden Party dat vreemd genoeg in 1972 een top tien hit wordt. De 31ste december 1985 komt Nelson om tijdens een vliegtuigongeval. Hij is dan 45.

maandag 19 september 2016

Everybody's trying to be my baby

EVERYBODY’S TRYING TO BE MY BABY (1936)
(Rex Griffin)

Original Recording : Rex Griffin (1936)
Opgenomen 2 Maart 1936 (Decca 5194).

Rex Griffin sloeg de brug tussen Jimmie Rodgers en Hank Williams, jodel inbegrepen.

Zijn song "The Last Letter”, uit 1937. stond model voor Dylan's "To Ramona".
 


Covers zijn : Gene Sullivan (1937) , Roy Newman & His Boys (1938) [Western-swingorkest in de stijl van Milton Brown], Carl Perkins (1956) , Beatles (1962) [in Hamburg en in '64 op Beatles For Sale], Flys (1987) , Johnny Cash (2003) [postuum].

The Beatles namen “Everybody’s Trying to Be My Baby” op op 18 October 1964 in de EMI Studios, London. George Harrison zong lead.

Everybody's Trying To Be My Baby, da's natuurlijk iets voor de Beatles om te zeggen, zeker zo tussen Hard Day's Night en Help! in, eind '64, toen echt heel de wereld vol was van de Beatlemania.

Dit is nochtans een nummer dat ze al van voor hun eerste plaatopnamen speelden. Zij kenden het van Carl Perkins, de Sun-artiest waar ze in hun vroege jaren zowat alles van deden: "Blue Suede Shoes", "Matchbox", "Honey Don't", "Lend Me Your Comb", enz... allemaal dingen waar de Beatles zich helemaal in thuis voelden en waar ze dan ook dankbaar op terugvielen wanneer er weer eens gauw wat lp-tracks dienden opgenomen te worden en de studiotijd aan het verstrijken was.

Dat was het geval tijdens de Beatles For Sale-sessie. Dat moest toen nog in één dag en dan schakel je al gauw over op automatische piloot. De vier covers die ze aan het eind van die opnamedag aanpakten stonden bijna alle vier vanaf de eerste take feilloos op de band.

vrijdag 16 september 2016

Hugues Aufray


Hugues Aufray  (geboren op 18 augustus 1929 te Neuilly-sur-Seine) is het derde kind van Henry Auffray en Amielle de Caubios d’Andiran. Hij heeft twee broers (Jean-Paul en Francisco) en een jongere zus  Pascale (de actrice Pascale Audret).

De familie Aufray vlucht voor de Duitse bezetting  en de jonge Hugues zit tot eind 1945 in een College in het zuiden van Frankrijk. Hier zal hij zijn hang naar de Natuur met een Hoofdletter vinden. Wanneer zijn ouders scheiden volgt hij zijn vader naar Madrid waar hij aan het “lycée français” zijn baccalauréat haalt.

Hugues trekt naar Parijs  om er lessen te volgen aan « L’Ecole des Beaux-Arts », hoewel zijn vader meer klassieke studies verkoos. Hugues wil immers schilder worden.  Maar omdat zijn financiële middelen niet toereikend zijn wordt hij verplicht om wat bij te verdienen. Hij zingt wat op straathoeken en in cafés. In 1949 doet hij zijn legerdienst (Chasseur Alpin).

In 1951 trouwt hij met Hélène met wie hij twee kinderen zal hebben. Gedurende verschillende jaren zal zingen in cafés en op straathoeken praktisch zijn enige bron van inkomsten zijn. Hij zingt liedjes van Brassens en Zuid Amerikaanse songs.

In 1959 neemt hij voor de grap deel aan een amateurconcours voor zangers. Hij wint dit met een nummer van een dan behinnende doch onbekende songwriter, Serge Gainsbourg. Het nummer heet “Le Poinçonneur des Lilas”. Het concours was “Les n°1 de demain”  en werd georganiseerd door Europe n° 1. Aufray krijgt onmiddellijk een kontrakt aangeboden voor een plaat bij Barclay.

Zijn eerste 45 toerentje is een feit : “Y’avait Fanny qui chantait”.

Dan wordt hij door Maurice Chevalier gevraagd om mee te doen in de musical in New York, “Avril à Paris”. Hugues is akkoord en gaat naar de US. Het wordt echter een flop en de hele troep komt terug naar Parijs. Hugues blijft echter in NY.
Daar maakt hij kennis met de folkbeweging rond Washington Square en Bleeker Street in the Village. Hij ziet er Peter, Paul en Mary en leert er een onbekende singer-songwriter kennen, Bob Dylan. Hij is twaalf jaar ouder dan Dylan !!!
Aufray is zeer onder de indruk van Dylan en maakt de overstap naar de folk.
Wanneer hij terugkomt naar Parijs heeft hij de hele folkbeweging in zijn valies zitten.
Hij besluit deze fantastische songs in het Frans te brengen.



dinsdag 13 september 2016

Drieklanen (1)


De Westerse muziek die gebruik maakt van een twaalftonig stelsel kent 55 essentieel
verschillende drieklanken.
Het meerendeel hiervan wordt in de gebruikelijke Klassieke-, Pop- en Jazzmuziek niet
gebruikt.
Er zijn 18 gangbare drieklanken, die vaak de klassieke drieklanken worden genoemd.
Deze 18 drieklanken kunnen weer worden onderverdeeld in 6 grondliggingen en 12
omkeringen (zie ‘Drieklanken 2’) van deze grondliggingen.
Een grondligging van een drieklank is opgebouwd uit een opeenstapeling van twee tertsen.
De onderste toon van zo’n tertsenstapeling heet de grondtoon.
De middelste toon van zo’n tertsenstapeling heet de terts (een terts t.o.v. de grondtoon).
De bovenste toon van zo’n tertenstapeling heet de kwint (een kwint t.o.v. de grondtoon).
De grondtoon bepaald de naam van het akkoord, de terts en de kwint bepalen het soort
akkoord.
De 6 soorten grondliggingen van drieklanken zijn:
1. groot; ookwel majeur (Eng.: major)
- stapeling van een grote en een kleine terts
- grote terts; reine kwint
2. klein; ookwel mineur (Eng.: minor)
- stapeling van een kleine en een grote terts
- kleine terts; reine kwint
3. verminderd (Eng.: diminished)
- stapeling van twee kleine tertsen
- kleine terts; verminderde kwint
4. overmatig (Eng. : augmented)
- stapeling van twee grote tertsen
- grote terts; overmatige kwint
5. hardverminderd (Eng.: ?)
- stapeling van een grote terts en een verminderde terts
- grote terts; verminderde kwint
6. dubbelverminderd (Eng.: ?)
- stapeling van een verminderde terts en een grote terts
- verminderde terts; verminderde kwint

zaterdag 10 september 2016

Leadbelly

Huddy William Ledbetter (Mooringsport (1885 – 1949) werd onder de naam Leadbelly bekend als zanger en gitarist. Hoewel veel van zijn nummers zijn uitgebracht onder de naam Leadbelly (als één woord), spelde hij zijn naam zelf als Lead Belly. Zo staat het ook op zijn grafsteen en de naar hem vernoemde Lead Belly Foundation gebruikt ook deze spelling. Hij was de eerste zwarte zanger die door de blanke intellectuelen werd omarmd. Zijn repertoire was met name gericht op folk en blues. Tot zijn bekendste nummers behoren The House of the Rising Sun, The Midnight Special, Goodnight Irene, Cotton Fields en Rock Island Line. Leadbelly heeft lange tijd samengewerkt met Blind Lemon Jefferson en met John Lomax. In 1989 werd hij opgenomen in de Nashville Songwriters Hall of Fame.


Leadbelly heeft meermalen in de gevangenis gezeten. In 1916 ontsnapte hij uit de gevangenis in Texas, waarna hij twee jaar door het leven ging onder de naam 'Walter Boyd'. Toen vermoordde hij een man, waarna hij tot dertig jaar cel werd veroordeeld. In 1925 werd hem gratie verleend. Zijn gratieverzoek had hij muzikaal gebracht, met een liedje met de volgende tekst:

Please, Governor Neff, Be good 'n' kind

Have mercy on my great long time...

I don't see to save my soul

If I don't get a pardon, try me on a parole...

If I had you, Governor Neff, like you got me

I'd wake up in the mornin' and I'd set you free

(Governor Neff was gouverneur Pat Morris Neff.)

In 1930 werd Leadbelly veroordeeld wegens poging tot moord. In juli 1933 werd hij in de gevangenis bezocht door John en Alan Lomax, met wie hij enkele honderden nummers opnam. In 1934 diende hij opnieuw een muzikaal gratieverzoek in, wat ingewilligd werd. Vervolgens ging hij toeren met Lomax. Nadat Leadbelly in 1940 Lomax had bedreigd met een mes, beëindigde deze de vriendschap.

In 1949 begon Leadbelly aan zijn eerste Europese tournee, maar werd ziek voordat hij deze kon afmaken. Later dat jaar overleed op 64-jarige leeftijd aan de gevolgen van ALS in New York. Hij werd begraven in Caddo Parish (Louisiana).



De Amerikaanse groep Ram Jam bracht in 1977 het nummer Black Betty uit in een hardrockversie en scoorde er een hit mee.

In 1993 werd Leadbelly's nummer In The Pines gespeeld door Nirvana (met als titel: Where Did You Sleep Last Night) tijdens hun MTV Unpluggedconcert. Drie jaar eerder werd het nummer ook al onder deze nieuwe titel uitgebracht door Screaming Trees-zanger Mark Lanegan voor diens solo-album The Winding Sheet. Nirvana-zanger Kurt Cobain zingt hier als achtergrondzanger en gitarist op mee. In 1956 werd In The Pines reeds gecoverd door The Louvin Brothers op hun debuut-album Tragic Songs of Life.



zaterdag 3 september 2016

The fabulous sounds of the sixties (7)


“Als je je de jaren zestig herinnert ben je er niet echt bij geweest” is het gevleugelde woord van Paul Kantner van Jefferson Airplane en voor de échte hippies met hun zware druggebruik was dit zeker het geval. Daarom was het zo gek dat het concert in Moskou t.g.v. twintig jaar Woodstock in het teken stond van de strijd tegen alcoholisme en drugverslaving!

Laten we echter wel wezen, 1967 in Vlaanderen was 1967 in San Francisco niet. Vlaamse hippies waren er wel, maar die kon je enkel terugvinden in “De Muze” in Antwerpen of op “Jazz Bilzen” (de voorloper van Torhout-Werchter), de meerderheid van de Vlaamse jeugd bleef braaf in de pas lopen.

Op tekstueel gebied is het wel al flower power wat de klok slaat met Scott McKenzie, The Mamas and The Papas en andere Flower Pot Men en mistige teksten doen het erg goed, omdat die bij de “psychedelische” muziek passen en het product lijken van een ferme joint. Zo is het dat de begeleiders van Sandie Shaw, The Paramounts, als Procol Harum wereldfaam veroveren met “A whiter shade of pale”, een vrijwel onbegrijpelijke tekst van Keith Reid (die later ook de teksten van Michel Polnareff in het Engels zou vertalen bij diens onfortuinlijke poging om ook de Angelsaksische wereld te veroveren).

Buiten een strijd voor seksuele (Hair) of maatschappelijke (Easy rider) vrijheid (wat meestal een legalisering van drugs inhoudt, b.v. in de teksten van de groep Steppenwolf, geleid door de uit de Oost-Duitsland gevluchte John Kay) is het toch maar een softe bedoening. Dat thema komt ook aan bod in de rock-musical “Hair”, maar eigenlijk is dit toch maar een aaneenschakeling van enkele (weliswaar knappe) liedjes.

Alleen het verzet tegen de oorlog in Vietnam is om begrijpelijke redenen (de jongeren kwamen zelf in aanmerking om er naartoe te worden gezonden) heviger. Op de democratische conventie in deze stad gaven de congresleden de voorkeur aan de rechtse Hubert Humphrey, die als vice-president van Lyndon B.Johnson het Vietnambeleid ondersteunde, boven de wat alternatieve Eugene McCarthy, die nochtans de meeste voorverkiezingen had gewonnen. De anti-Vietnambetogers werden onder het oog van de televisiecamera’s zwaar aangepakt door de politie, wat uiteindelijk (ook mede door nummers als “Chicago” van Crosby, Stills, Nash & Young) een omgekeerd effect zou resulteren. Maar toch won een zekere Richard Nixon nog de presidentsverkiezingen die erop volgden, omdat de democraten hopeloos verdeeld waren. Op het fameuze festival van Woodstock in 1969 werd “I-feel-like-I’m-fixing-to-die-rag” van Country Joe McDonald dan ook uit volle borst meegebruld (muzikaal gebaseerd op de jazzklassieker “Muskrat ramble”). Wanneer echter de Amerikaanse studentenleiders Jerry Rubin en Abbie Hoffman een poging doen om de verzamelde massa tot opstand aan te zetten, werden ze o.m. door Pete Townsend van The Who van het podium geslagen!

De gekende “act” van Pete Townsend om zijn gitaar aan diggelen te slaan is overigens eigenlijk gegroeid uit een banaal incident. Bij een optreden in een zaaltje met een laag plafond, sprong Pete op een bepaald moment omhoog, terwijl hij zijn gitaar rechtop hield. De arm stootte tegen het plafond en brak af. Het publiek was wild enthousiast. Bij de volgende optredens ging Townsend dan ook opzettelijk zijn gitaar vernielen. Soms deed Keith Moon er nog zijn slagwerkinstallatie bovenop.

Jimi Hendrix zou de destructieve act van Townsend later “perfectioneren” door zijn gitaar in brand te steken, terwijl Eric Burdon er juist een gloeiende afkeer van had: “Je slaat toch het instrument niet in gruizelementen dat je heeft geholpen om muziek te maken?”

En toch is dit allemaal “peanuts” tegenover de stunt die de klassieke violist Jacques Thibaud ooit uithaalde. Om de hysterie rond de Stradivarius-violen aan te klagen, liet hij ooit een concert aankondigen waarbij hij vooral de nadruk op het instrument, veel meer dan op de uitvoerder wou leggen. Er kwam veel publiek op af en dat reageerde óók zeer enthousiast. Waarop Thibaud de “wonderviool” voor hun ogen op het podium kapot begon te slaan. Het was immers slechts een doodgewone viool van het vijfde knoopsgat die hij op de rommelmarkt had gekocht…

Begin 2003 kwam Townsend overigens in opspraak omdat hij kinderporno op het internet had bekeken. Achteraf bleek dat hij de politie hiervan op voorhand had verwittigd omdat hij opzoekingen aan het doen was voor zijn autobiografie. Hij meent namelijk dat ook hij als kind het slachtoffer is geweest van pedofilie.

donderdag 1 september 2016

The Story of The Beatles, deel 1

De ontmoeting van John Lennon en Paul McCartney op 6 juli 1957 wordt beschouwd als het begin van de meest succesvolle popgroep aller tijden. John Lennon (16) speelt met de door hem opgerichte skifflegroep The Quarry Men op een festival in Woolton, Liverpool waar Paul McCartney (15) naar komt kijken. Paul zingt en speelt veel liedjes én kan een gitaar stemmen, reden genoeg om hem bij de groep te vragen. Ruim een half jaar later, op 6 februari 1958, introduceert Paul zijn vriendje George Harrison (14), die nog beter gitaar speelt. Ze doen de nodige podiumervaring op als ‘Johnny and The Moondogs’. Stuart Sutcliffe, een vriend van John van de kunstacademie, die is overgehaald basgitaar te spelen, komt met de naam ‘The Beetles’ in navolging van The Crickets, de begeleidingsgroep van de op dat moment populaire Amerikaanse zanger Buddy Holly. John stelt voor er ‘Beatles’ met ‘ea’ van te maken als verwijzing naar ‘beat music’, zoals rock ’n roll in Engeland wordt genoemd. Na ‘Long John and The Silver Beatles’, ‘The Fabulous Silver Beatles’ en ‘The Silver Beatles’ wordt en blijft het uiteindelijk: The Beatles.



Er volgen veel repetities, audities, talentenjachten en optredens in plaatselijke danszaaltjes en in mei 1960 maken The Beatles met drummer Tommy Moore een heuse toernee door Schotland van een week. De groep krijgt medio 1960 dankzij haar eerste manager Allan Williams een serie optredens in Hamburg. Vier dagen voordat ze op 16 augustus naar Duitsland vertrekken, doet Pete Best auditie als drummer. The Beatles spelen twee maanden in de Indra Club, twee maanden in de Kaiserkeller en dan een avond in de Top Ten Club. Stu krijgt een liefdesrelatie met Astrid Kirchherr, een fotografe. Zij behoort tot een groep non-conformistische Hamburgse kunstenaars, onder wie ook Klaus Voormann, die zijn haar in een pagemodel draagt. Na Stu’s haar in ditzelfde model te hebben geknipt, krijgt zij ook de andere Beatles (behalve Pete Best) zover hun kapsel te veranderen. Drank en peppillen houden de muzikanten op de been op de ruwe, van prostitutie vergeven Reeperbahn in de Duitse havenstad en vormen de jonge amateurs om tot professionele showmakers. In december gaat het in de Top Ten Club mis: George wordt op zijn jeugdige leeftijd (17) betrapt en uitgewezen; Paul en Pete Best moeten op beschuldiging van brandstichting in hun armoedige verblijf Duitsland ook verlaten; de groep verkeert in staat van ontbinding.