maandag 29 december 2014

Kom van dat dak af

Peter Koelewijn is geboren in Stratum (Eindhoven) op 29 december 1940. Na de Mulo en de HBS ging hij aanvankelijk werken als journalist bij de lokale krant, maar in de tussentijd begon hij zich al toe te leggen op de muziek. Koelewijn introduceerde, samen met zijn groep, onder de naam Peter en zijn Rockets de Nederlandstalige rock-’n-roll met de boogiewoogie Kom van dat dak af, dat uitkwam in 1959 en een enorm succes werd in België en Nederland.

Aan Peter Koelewijn is vaak gevraagd hoe hij op die titel is gekomen. Volgens hem kwam dat door zijn broers. Die hadden, als opgeschoten jongens, de leukigheid om op straat ineens hardop “Hé !” te roepen. Als dan iemand vóór hen om zag, keken zij naar boven of er iets interessants op de daken te zien was. Die simpele voor-de-gek-houderij is de kleine Peter kennelijk bij gebleven.


zondag 28 december 2014

Canon van de Nederlandse Popmuziek: 1968

De Nederlandse poptempel Paradiso opent zijn deuren
Nederland telt vele poppodia, maar kent slechts één poptempel: Paradiso. Het is niet alleen één van de oudste popzalen van ons land, maar zeker de beroemdste. Binnen- en buitenlandse sterren traden hier op: van De Dijk, Kane, Anouk, tot Prince, U2 en The Rolling Stones.

Op 30 maart 1968 kraakt een groep jongeren en progressieve muziekliefhebbers het voormalige kerkgebouw van de Vrije Gemeente aan de Weteringschans in Amsterdam. Onder de naam Paradiso beginnen ze er een jongerencentrum, dat zich later ontwikkelt tot cultureel centrum. Het zijn dezelfde mensen die een dag eerder Fantasio aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam openen, dat daarmee de geschiedenis ingaat als de eerste popzaal van Nederland. Terwijl Fantasio al weer na enkele jaren zijn deuren sluit, groeit Paradiso in de jaren zeventig uit tot het belangrijkste poppodium van ons land. Met name met de komst van de punk en new wave floreert Paradiso. Alle bekende groepen en artiesten uit die tijd staan er op het podium.

zaterdag 27 december 2014

In alle Staten: Mississippi

De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian Wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.
Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?

In deze 25e aflevering:
Mississippi
USA
Misschien wel muziekstaat nummer 1, we komen er na de laatste staat wel op terug. Tammy Wynette, Bo Diddley, Robert Johnson, Howlin'Wolf, Muddy Waters, B.B. King, Elvis Presley: het is Country, Blues, Rhythm en Blues muziek met heel veel soul.  Sam Cooke komt ook uit Mississippi.



Sam Cooke (1931-1964) was een Amerikaanse gospel- en rhythm-and-blueszanger.

Sam Cook (de -e kwam later) werd geboren in Clarksdale (Mississippi) maar verhuisde al snel met zijn ouders naar Chicago, alwaar zijn vader een priester was bij de Church of God in Christ. Eerst met familieleden en later met de Highway QC's zong hij gospel totdat hem werd gevraagd de opvolger te worden van RH Harris bij de legendarische Soul Stirrers.

In 1956 bracht Sam Cooke zijn eerste popsingle uit. Hij deed dat onder de naam Dale Cooke. Zijn eerste grote hit had hij met "You Send Me" en vele hits volgden. In 1960 richtte Cooke zijn eigen platenlabel op, waarbij onder anderen de artiesten The Simms Twins, The Valentinos (één van hun singles was "It's all Over Now" dat door de Rolling Stones gecoverd werd), Bobby Womack en Johnnie Taylor zich aansloten. Dit label heette SAR Records.

En dan nog even dit:

donderdag 25 december 2014

Wat zegt de bijbel over muziek?


De Psalmen
Het bijbelboek Psalmen was de bundel geestelijke liederen van het volk Israël. In Hebreeuwse bijbels heet het “Sefer tehillim”, dat is “Boek van de lofprijzingen” of “lofzangen”.

Het Oude Testament
Naast de Psalmen is er in het Oude Testament nog veel meer te vinden over muziek.
Zo speelden sommige instrumenten een grote rol bij het volk Israël: De trompet of bazuin . God spreekt in luid bazuingeschal op de berg Sinai. Ook de harp of citer heeft een belangrijke functie. Door harp- en citerspel wijkt een boze geest van Saul en kwam de hand des Heeren op Elisa. David zingt en danst uit alle macht voor de ark van God, onder begeleiding van allerlei instrumenten . Naast de instrumenten hebben de zangers een speciale plaats binnen het volk Israël. Zij worden door God Zelf aangewezen om tijdens de speciale gelegenheden (bijv. de eredienst) de zang te verzorgen.
In het Oude Testament werd bij speciale gelegenheden vaak een lied gemaakt en gezongen. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij:
De doortocht van Israël door de Rode Zee
David die de Filistijnen heeft verslagen
Salomo die de troon bestijgt
We zien hier dat muziek bij het volk Israël een grote rol speelde. Bij allerlei gelegenheden werd er muziek gemaakt. Zowel bij de erediensten als bij bijzondere gebeurtenissen zoals overwinningen op vijanden.
Er staan in het Oude Testament echter ook Bijbelteksten waar muziek in een negatief kader wordt genoemd. “Het is beter te horen naar de berisping der wijzen dan dat men hoort naar het lied der dwazen” . Ook wordt muziek gebruikt bij de afgodendienst van het beeld van Nebukadnezar. Verder lezen we dat God tot Israël zegt: “Doe van Mij weg het getier van uw liederen, het getokkel van uw harpen wil Ik niet horen.” God haat hier Israëls eredienst, omdat het volk ten diepste ongehoorzaam is aan God. En de muziek die Israël maakt, kan dan ook onmogelijk naar Gods wil zijn. Uit deze Bijbelteksten blijkt dat muziek vaak een uitvloeisel is van het geloofsleven dat iemand leidt. Het is bij het bezig zijn met muziek dus van groot belang hoe de gerichtheid van uw hart is.



Het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament is muziek uiteraard niet verdwenen uit het leven van het volk Israël. Toch wordt er veel minder over geschreven dan in het Oude Testament. De dingen die er over worden geschreven, hebben veelal betrekking op enerzijds de lofprijzing in de gemeente en anderzijds de lofprijzing door de engelen in de hemel.
Zo lezen we bijvoorbeeld de opdracht die Paulus de gemeente meegeeft: ”…en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte.” We worden opgeroepen om God te loven met liederen. En hierbij is het belangrijk dat we dit van harte doen; met heel ons hart.
In Openbaring staan verschillende voorbeelden van teksten over muziek: “En zij zongen een nieuw gezang…” In het Bijbelboek Openbaring krijgen we diverse ‘kijkjes’ in het hemelse koninkrijk van God, waar de gelovigen Hem dag en nacht lofprijzen met nieuwe liederen. God wordt hier groot gemaakt.
Daar tegenover lezen we over de goddeloze stad Babylon, die zal worden vernietigd door God: “En geen stem van citerspelers, en zangers, van fluitspelers of bazuinblazers zal meer in u gehoord worden, en niemand die enige kunst beoefent, zal meer in u gevonden worden…”

maandag 22 december 2014

Zanger Joe Cocker (70) overleden

De Britse zanger Joe Cocker is op 70-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van longkanker. Dat meldden verschillende Britse media maandagavond.




Cocker is vooral bekend van nummers als 'You Are So Beautiful' en 'Unchain My Heart'.

In 1964 brak hij door en bracht sindsdien veertig albums uit. Voor 'Up Where We Belong', een duet met Jennifer Warnes, kreeg hij in 1983 een Grammy.

In 1969 scoorde hij een enorme hit met With a Little Help from My Friends, een cover van een nummer van The Beatles. Datzelfde jaar gaf hij een optreden op het legendarische Woodstock.

Cocker leefde sinds de jaren zeventig in de Verenigde Staten. De laatste jaren woonde hij met zijn vrouw Pam op een afgelegen boerderij in Colorado.


zaterdag 20 december 2014

The Story of The Rolling Stones, deel 1

The Rolling Stones: de grootste rock & roll-band ter wereld met een lange geschiedenis.

In het begin van de jaren zestig heerst in Engeland de skiffle-rage, alleen in obscure clubs leggen excentrieke figuren de bacil van een ziekte die spoedig de hele Britse muziekwereld in haar greep krijgt. Die clubs zijn de Roundhouse en de Ealing (Blues) Club, de excentrieke pioniers heten Cyril Davies en Alexis Korner. De ziekte is op blues en r&b gebaseerde beat en rock & roll. Korner en Davies, de skiffle beu, spelen in de clubs Amerikaans getinte bluesmuziek, waarvoor Chicago-bluesman Muddy Waters de belangrijkste inspiratie levert. Korners groep, later Blues Incorporated, is een gezelschap van komende en gaande jongelingen die niet vies zijn van een rockertje à la Chuck Berry of Bo Diddley.



In dit gezelschap treffen Jagger, Richards, Watts en Brian Jones elkaar. Mick en Keith kennen elkaar van de lagere school. Samen met hun wederzijdse vriend Dick Taylor (gitaar, drums) en nog twee anderen vormen zij hun eerste groep. In Korners broeinest treffen ze drummer Charlie Watts, die in Alexis Korners Blues Incorporated werkt. In de Ealing Club ontmoeten ze gitarist Brian Jones (geboren Lewis Brian Hopkin-Jones, 28 maart '42), die dan met pianist Ian Stewart samenwerkt en een eigen groep wil formeren. Jagger, die regelmatig bij Korner zingt, voegt zich bij Jones en Stewart, gevolgd door Richards en Taylor. De eerste drummer wordt Tony Chapman. Door toedoen van Korner belandt de groep juni '62 voor haar eerste optreden in de Londense Marquee-club.

Enkele personeelswisselingen volgen: Taylor kiest voor de studie, maar duikt later weer op in The Pretty Things, na audities wordt bassist Bill Wyman (24 oktober '36) zijn vervanger, en Watts neemt de plaats in van Chapman. The Rolling Stones zijn dan, eind '62, een feit. De groepsnaam is ontleend aan het Muddy Waters-nummer Rolling Stone. Waters blijkt in vele opzichten het lichtend voorbeeld voor de groep. In groepsbezetting, repertoirekeuze, muzikale aanpak en agressie zijn The Rolling Stones de eerste Engelse band die inhaakt op de Chicago-blues-beweging.


vrijdag 19 december 2014

Randy Newman

Randy Newman is de schrijver van de hit Lonely at the Top. Frank Sinatra en Barbra Streisand weigerden allebei Lonely At The Top te zingen. Maker Randy Newman voerde het dus zelf maar uit en het werd een wereldhit en een evergreen. Newman had het lied wel degelijk geschreven met Sinatra voor ogen: ,,Het leek me hip en grappig, de eenzame Sinatra somber leunend tegen de lantarenpaal met 20 miljoen op de bank. Ik speelde hem de song voor, maar hij weigerde zonder veel commentaar. Daarna speelde ik het voor Barbara Streisand en ook die zag er van af. Zij dacht dat de luisteraar de tekst letterlijk zouden nemen. ,,In de popmuziek zijn de mensen niet gewend aan ironie, woorden betekenen wat ze zeggen”, aldus Randy Newman.

woensdag 17 december 2014

In Alle Staten: Missouri


De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian Wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.
Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?

In deze 26e aflevering:
Missouri
USA
We moge natuurlijk Sheryl Crow en Big Joe Turner niet onvermeld laten bij de grootsten uit Missouri. Normaal gesproken was er nu ook extra aandacht geschonken aan artiest nummer 1 Chuck Berry, maar speciaal voor Krekel Coen (een andere reden om Missouri prominent Eminem te vermelden op deze site is er niet) het volgende clipje:



dinsdag 16 december 2014

The fiddle

Het meest prominente instrument in de traditionele Ierse muziek is, tot op de dag van vandaag de viool (fiddle, Iers: fidil). In het begin van de 18e eeuw waren vader en zoon Neal uit Dublin de vroegst bekende importeurs, en zelfs mogelijk de eerste bouwers van de viool in Ierland. Daarbij is het evident dat zij een graad van vaardigheid in het spelen van het instrument bezaten. Het is niet uitgesloten dat er reeds eerdere importeurs van het instrument bestonden. Doch het is bekend dat de Neals in de jaren 1720 in violen hebben gehandeld, die ofwel door anderen of door henzelf waren gemaakt of bij anderen waren besteld.
Nog vóór de invoering van de in Italië ontwikkelde fretloze barokviool, bestonden er vroegere versies van soortgelijke strijkinstrumenten. Deze waren reeds sinds de middeleeuwen zowel in het continentale Europa, als op de insulaire gebieden, waaronder ook in Ierland in gebruik. De 'moderne' viool werd aan het einde van de 16e eeuw in Engeland ingevoerd en verspreid, en kwam vanaf 1650, vooral rond 1660 na de 'Restoration', in de mode. In de periode van vóór 1680 is er melding gemaakt van de populariteit van de viool in Schotland. Er wordt gemeld dat in 1604, een 'fiddle' en een paar virginalen vanuit Londen naar Ierland waren uitgevoerd met Earl of Thomond (noordelijk gebied van Munster) als bestemming. Zo zijn er ook de meldingen van de viool in Christ Church Cathedral in Dublin (1636/37), alsmede van niet-kerkelijke beroepsinstrumentalisten (1673/74).

Het mag duidelijk zijn dat het instrument niet alleen populair was bij de sociale middenklasse. Er is bewijs dat de 'fiddle' het reeds in de 17e eeuw uitstekend deed bij het 'gewone' volk. Zo wordt in een rekening aan het einde van de 17e eeuw wordt vermeld, dat de burgers van Cork, zelfs in het geval dat zij zich niets anders konden veroorloven, hun kinderen naar verschillende activiteiten konden brengen, zoals dansen, schermen en 'fiddle'-spelen.



De in Ierland geboren Engelsman Richard Head (1637?-1686?), schreef (1674) op onsympathieke wijze over de fiddle als instrument :

"Their Sunday is the most leisure day they have in which they use all manner of sport: in every Field a Fiddle and the Lasses footing it till they are all of foam."
"..... play'd on an Instrument that makes a worser noise then a Key upon a Gridiron"

In 1681 verscheen 'The Journal of Thomas Dineley (†1695), met een verwijzing naar de Ierse muziek met oude en nieuwe instrumenten en de dans van het gewone volk ("ye Vulgar Irish") :

"At these meetings the young frye viz. Darby Teige Morogh Leeam Rinell Allsoon Flora Shevaune More Katleene Ishabeal Nooulla Maurych Timesheen Shinyed &c. appeare as gay as may be with their holyday apparell and with Piper, Harper or Fiddler, revell and dance the night throughout, make love and matches."

Er blijken meerdere meldingen te zijn, met verwijzingen naar het nieuwe instrument, in combinatie met de harp. Met als voorbeeld uit een gedicht van Laurence Whyte uit 1740 : Van de jonge zoons van een hereboer uit de Midlands wordt gezegd dat zij: "play the Bagpipes, Harp, or Fiddle" , terwijl de dochters door zijn vrouw werden onderwezen in "dance the Irish Trot at night".
's Zondags of op feestdagen de dochters:
"danc'd a Jig or Hornpipe,
Play'd on a Fiddle or Cornpipe"
.

Twice as Much

Vocaal duo, David Skinner en Andrew Rose uit Engeland dat in de jaren ’60 vier singles uitbrengt.

Het grootste succes hebben Dave Skinner en Andrew Rose met ‘Sittin’ On A Fence’. Andere singles:"Step Out of Line"; "True Story" en "Crystal Ball" en twee elpees: Own Up enThat's All tussen 1966 en 1968.



"Sittin' on a Fence" uit 1966 is geschreven door Keith Richards en Mick Jagger, die het zelf met The Rolling Stones een jaar later uitbrengen.


zaterdag 13 december 2014

Maggie May

Maggie May met op de B-kant Reason To Believe van Rod Stewart komt op 2 Oktober 1971 op de eerste plaats in de Billboard Hot 100. Ook het album waar de single opstaat, Every Picture Tells A Story komt op 2 Oktober 1971 op de eerste plaats in Amerika. Maggie May gaat over de vrouw die Rod Stewart op 16 jarige leeftijd tot een man maakt. De platenmaatschappij vindt Maggie May echter maar niets, en plaatst het nummer als B-kant op de single Reason To Believe, geschreven en in 1965 op plaat gezet door folkzanger Tim Hardin. Disc jockeys in Amerika denken er echter anders over en beginne massaal de eigenlijke B-kant, Maggie May, te draaien waardoor het nummer uitgroeit tot Stewart's eerste solo nr 1 hit. Op het album Unplugged... And Seated uit 1993 speelt Ron Wood op Maggie May acoustisch gitaar. Het is dan voor het eerst in 22 jaar dat Ron Wood en Rod Stewart, die samen in The Faces hebben gespeeld, weer samen op een podium staan. Rod Stewart verteld tijdens dit optreden het publiek dat, toen Maggie May uitgebracht werde, zijn huidige vrouw (Rachel Hunter) slechts 1 jaar oud was.

woensdag 10 december 2014

It's a long way to Tipperary





It's a long way to Tipperary is een lied dat beroemd werd in de Eerste Wereldoorlog. Het werd in 1912 geschreven door de Engelsman Jack Judge, wiens grootouders uit county Tipperary in Ierland (zie: locatie) kwamen. Hijzelf was echter nog nooit in Ierland geweest.

Het lied symboliseerde voor iedere soldaat het verlangen naar huis. Het lied werd in de Eerste Wereldoorlog eerst vertolkt door Ierse soldaten, maar later werd het geadopteerd door zowel de Russen als de Fransen.

Ook in de Tweede Wereldoorlog werd het lied vaak gezongen. In de film Das Boot (1981) wordt het door de Duitse onderzeebootbemanning gezongen.

Tekst ? Klik op Meer Lezen

maandag 8 december 2014

Only the lonely

Een aantal artiesten die bij Sun Records in Memphis hun eerste platen opnamen, kenden pas nadien een grote doorbraak. Elvis Presley mogen we bovenaan dat lijstje plaatsen zonder daarbij sterren als Johnny Cash en Jerry Lee Lewis te vergeten. Roy Orbison moet ook vermeld worden. Hij had al in diverse groepjes meegespeeld alvorens hij zich bij Sam Phillips van Sun Records aanmeldde. Na een auditie bij Sam kreeg hij in 1956 een platencontract angeboden en scoorde iets later een hit met Ooby Dooby. Orbison voelde zich niet echt thuis bij Sun Records. Hij vond dat Sam Phillips na het vertrek van Elvis richting RCA méér aandacht besteedde aan Jerry Lee Lewis dan aan hem. Hij vond dat er méér had gezeten in het succes van Ooby Dooby, want veel storm had dat nummer niet veroorzaakt.
Roy ging zich dan maar profileren als songwriter. Zo schreef hij op zekere dag een liedje opgedragen aan zijn toenmalige vrouw Claudette en speelde dat door aan The Everly Brothers die het als b-kant gebruikten voor hun single All I have to do is dream, een 45-toerenplaat die haast moeiteloos de eerste plaats in Billboard’s Hot One Hundred inpalmde. Dit zorgde ervoor dat Roy zijn naam als songschrijver beter in de etalage kon plaatsen. Roy is zich altijd blijven herinneren dat hij het nummer Only the lonely in zijn auto schreef die buiten op de oprit voor zijn huis geparkeerd stond. Ze waren té klein behuisd en schrijven is toch iets dat je in je eentje doet, dus eenzaam in de auto zitten pennen, deerde hem niet echt. Dat gevoel stimuleerde hem wel tijdens het schrijven van Only the lonely. Mensen hebben nu eenmaal mensen om zich heen nodig.
Na een show waarin The Everly Brothers in Indiana hadden opgetreden, stelde Roy Only the lonely aan Don en Phil voor, maar nadat Roy het hun had voorgespeeld, vond Don dat Roy het zelf moest inzingen, dat het echt iets voor hem was. Wat ik haast nergens lees, is het verhaal dat Roy het nummer in 1960 aan Presley wilde laten horen. Ik heb het verhaal van hem persoonlijk gehoord tijdens een gesprek dat ik ooit met Roy voerde. De studio was geboekt. Orbison reed van Texas waar hij toen woonde naar Nashville, arriveerde daar ‘s ochtends om zes uur, maar merkte dat Presley pas veel later zou opduiken. Uiteindelijk kwam van die hele sessie niets in huis en was Orbison zo aangedaan dat hij die energie absoluut kwijt wou en het nummer uiteindelijk dan maar zelf opnam.
Hij schreef de song samen met zijn toenmalige producer Joe Melson en nam het op voor diens Monument Label. Dat label was in 1958 in Washington opgericht door Fred Foster en Buddy Deane. Nadat Deane het label verlaten had, verhuisde Foster naar Hendersville, een stad aan de rand van Nashville. In de maand mei van 1960 werd Only the Lonely op single uitgebracht. De 25ste juli stond het nummer op de tweede plaats in Billboard’s Hot One Hundred, pal achter Brenda Lee. Haar single I’m sorry bleek té sterk om gepasseerd te worden.
Het succes van Only the lonely bezorgde The Big O nogal snel het imago van een melancholische zanger. Daarover zei hijzelf: “The sadness idea has a lot to do with my image over the years I guess: the black clotches and the shades. Also, it has to do with the fact that Only the lonely was the first hit and that was an incredible sad song. It’s synonymous with my name now. People obviously assume that my life is like that song, which is not really true at all. For the most part it’s been a glorious life”.
Toen Only the lonely in Engeland werd uitgebracht, bleef de single bij een eerste poging op de 36ste plaats haperen in de toenmalige top veertig, maar bij een tweede poging, ongeveer een maand later, schoot het nummer als een pijl uit een boog midden in de hitroos. Apetrots stond Roy te schitteren op de eerste plaats nadat Rickie Valance aan de kant was gezet die eind augustus nog op één stond met Tell Laura I love her. In de Nederlandse top veertig zat er voor Orbison een zevende plaats in en in België klom hij naar de zesde positie. Hier was het wachten tot in 1964 om met Pretty Woman de hilijsten aan te voeren.


In 1969 zou de legendarische countryzanger Sonny James op één geraken in de countrycharts met een geslaagde cover van Only the Lonely. Jaren later was het Chris Isaak die een hommage bracht aan zijn idool Roy Orbison door die eerste hit van The Big O op zijn repertoire te zetten en in te blikken.

zaterdag 6 december 2014

When I’m Sixty-Four

In EMI-studio 2 van Abbey Road in Londen beginnen The Beatles op 6 december 1966 met de opnamen van Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band. When I’m Sixty-Four is het eerste nummer dat op de band wordt vastgelegd. Het is geen nieuw liedje. The Beatles hebben When I’m Sixty-Four al begin jaren zestig in de Cavern Club gespeeld. Paul wil het liedje nu opnemen, omdat zijn vader James 64 jaar is geworden in juli 1966. Within You Without You is op 3 april 1967 de laatste track die voor Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band wordt opgenomen. Op 1 juni 1967 wordt het album uitgebracht.




donderdag 4 december 2014

Canon van de Nederlandse Popmuziek: 1973

De jaren zeventig is een periode waarin de Nederlandse rockmuziek ook internationaal erg populair is. Bands als de Golden Earring, Earth & Fire, Shocking Blue, Tee-Set en Sandy Coast scoren wereldwijde hits. De personificatie van dit succes is gitarist Jan Akkerman. Hij speelt in 1972 in de symfonische rockgroep Focus als hij door de lezers van het Engelse toonaangevende muziekblad Melody Maker wordt uitgeroepen tot beste gitarist ter wereld, beroemde collega’s als Eric Clapton, Jimmy Page, Carlos Santana en Rory Gallagher achter zich latend. ‘Het heeft me eerder geremd in mijn ontwikkeling’, zal hij later zeggen. Jan Akkerman wordt op 24 december 1946 geboren in Amsterdam. Op zesjarige leeftijd krijgt hij accordeonles, maar na een paar jaar raakt hij in de ban van de gitaar. Zijn eerste band is Johnny and his Cellar Rockers met wie Akkerman op veertienjarige leeftijd zijn eerste single maakt. Met de band The Hunters scoort hij in 1966 een hit met Russian Spy And I, waarop zijn gitaartalent al duidelijk vorm krijgt. In 1968 komt Talent For Sale uit, het eerste soloalbum van Akkerman. Vervolgens speelt Akkerman in het succesvolle Brainbox en verovert hij met Focus wereldfaam, ook mede dankzij zijn uitverkiezing. Tot op de dag van vandaag is Akkerman populair in Engeland. In 2005 ontvangt hij een Gouden Harp.

dinsdag 2 december 2014

De tin whistle



De tin whistle (letterlijk 'fluit van blik'. Iers: feadóg stáin) of penny whistle ('fluitje van een cent')(soms abusievelijk: flageolet) is het instrument dat in de Ierse traditionele muziek waarschijnlijk het meest gespeeld wordt. De voordelen liggen voor de hand, ze zijn goedkoop, gemakkelijk te hanteren en mee te nemen. Vanwege deze voordelen, wordt er wel eens minderwaardig over dit instrument gesproken als zijnde een speelgoedinstrumentje. Doch als er serieus ermee wordt omgegaan, blijkt het een volwaardig instrument te zijn, waarmee veel musici hun spel ingenieus en virtuoos kunnen botvieren. De tin whistle is van het type bekfluit ('bek', vanwege het snavelvormig mondstuk), waaronder ook de blokfluitenfamilie behoort. Het is niet uitgesloten dat voordat de ontwikkeling van de tin-whistle plaatsvond, de blokfluit een rol in Ierse stedelijke middenklasse speelde. Er is een tenorblokfluit bekend van het merk 'Neale', dat in verband wordt gebracht met de 18e eeuwse muzikale aspiraties van John Neal in Dublin. De uitvinding van de tin whistle wordt geclaimed door de firma Clarke en zou in 1843 zijn gedaan door Robert Clarke in het Engelse dorp Coney Weston. Nadat hij van een nieuw soort materiaal, 'tinplate' (= blik) had gehoord, paste hij het toe om dit instrument maken. Nadat het in productie werd genomen werden ze over de gehele wereld geëxporteerd, met name naar Ierland. Ierse arbeiders die in Engeland aan de spoorwegen en kanalen werkten waren daarbij belangrijke afnemers.

Het naam flageolet voor de tin whistle zorgt nogal voor verwarring. Het is niet duidelijk waarom deze als zodanig wordt aangeduid, een mogelijkheid is vanwege de hoge tonen die ermee kunnen worden geproduceerd.
In de 13e eeuw is reeds een instrument met de naam flajolet of flajol genoemd, waarmee een rietfluit werd bedoeld, maar de 'echte' flageolet was pas aan het einde van de 16e eeuw uitgevonden door Le Sieur Juvigny (Munrow, 1976).
Het instrument was van de 17e tot de 19e eeuw populair in Frankrijk en Engeland. Het had naast vier tot zes vingergaten, ook twee gaten voor de duim. Flageoletten uit de 17e eeuw waren bovendien uitgerust met een mondstukkamertje, die was voorzien van een spons om het mondvocht van de speler op te vangen. In de 18e eeuw werd het snavelmondstuk vervangen door een tuit van been of ivoor. Tot de 19e eeuw bleek het instrument vooral populair bij amateurs, met name in bands of orkesten om doorgaans de hoogste partij te spelen. Vanaf 1804 werd een nieuw type instrument ontwikkeld van Engelse makelij door William Bainbridge, die onder naam 'flageolet or English Flute'. Deze werd ca. 1807 onder het merk 'Bainbridge and Wood' op de markt werd gebracht. Het speciale mondstuk en de vorm bleef naar Frans voorbeeld behouden, alsmede in veel gevallen het sponskamertje. Er waren zes vingergaten aangebracht, die zoals bij de D-tin whistle de D-toonladder gaven, inclusief een extra duimgat, zoals bij de blokfluit. Sommigen hadden nog met een zevende vingergat door het bereik met C♯ in het lage gebied uit te breiden. Nadat deze z.g.n. 'single'-flageolet was ontwikkeld, werden door Bainbridge ook nog de 'double'- en 'triple'-flageoletten op de markt gebracht, die voorzien waren van resp. twee en drie fluitlichamen.

vrijdag 28 november 2014

Muziek in het tijdperk van de fonografie

In 1877 vond Edison de fonograaf uit. In de bijna honderdvijfentwintig jaar die sindsdien zijn verstreken, heeft de geluidsregistratie het muziekleven drastisch veranderd. Een oeroude droom van de mensheid - de opslag van het akoestisch signaal - werd werkelijkheid; geconserveerde muziek is doorgedrongen in de muziekpraktijk, het muzikale bewustzijn is verrijkt met een historische dimensie en de leer van de uitvoeringspraktijk heeft een hoorbaar demonstratie object gevonden.
Deze en tal van andere aspecten geven ons recht en reden om te spreken van cultureel nieuwe elementen van de “Muziek in de epoche van de fonografie”.
Slechts een waanzinnig klein gedeelte van de muziekgeschiedenis is voor onderzoek toegankelijk. Reeds het ontcijferen van getuigenissen van de Europese middeleeuwse muziek levert grote problemen op. Archeologische vondsten die tussen 1954 en 1962 in de Oekraïne werden gedaan, tonen echter aan dat in het Paleolithicum, zo’n 20.000 jaar geleden, een “slagwerk orkest” bestond, dat werkte met geprepareerde mammoetbotten. Naar de manier waarop deze instrumenten werden gebruikt, blijft het  gissen.; de relatie tussen uitingen van de menselijke stem, de dans en het gebruik van instrumenten kan in het beste geval bij benadering worden vastgesteld met behulp van muzieketnologisch onderzoek. Kortom, de vroegste geschiedenis van het menselijk musiceren zal wel altijd duister blijven.
Eigenlijk pas laat stuiten we op pogingen om de vluchtige klank met schriftelijke symbolen vast te leggen. Het vroegchristelijk denken heeft naar het schijnt zelfs de Griekse notatie verworpen om pas veel later in verschillende etappes tot die notatie te komen, die tenslotte bepalend werd voor de beschaving van het avondland. Aan het begin van die christelijk-avondlandse ontwikkeling stond echter de onwrikbare overtuiging van de vluchtige vergankelijkheid der tonen:
“De tonen vergaan als ze niet in de herinnering van de mens worden bewaard omdat ze niet kunnen worden opgeschreven.” Deze zin is te vinden in de “Sententae de musica” welke Isidor van Sevilla rond 620 na Christus formuleerde. De voor het gebruik van de liturgische muziek geleidelijk aan ontwikkelde tekens, de neumen, kwamen aanvankelijk nog tegemoet aan de opvatting dat muziek niet op schrift kon worden uitgedrukt, want ze dienden niet primair om het gecomponeerde te fixeren, maar als geheugensteun bij de uitvoering. Het grootste deel van de wereldgeschiedenis van de muziek is derhalve de geschiedenis van de notatieloze muziek.
Deze muziekpraktijk van de eerste historische orde heeft slechts geringe sporen nagelaten: instrumenten, afbeeldingen, overleveringen van allerlei soort. De ontwikkeling van het notenschrift kondigt een dialectische sprong in de muziekgeschiedenis aan. Max Weber heeft op die kwantumsprong gewezen toen hij noteerde: “Het notenschrift heeft voor de muziek een veel grotere betekenis dan het letterschrift voor de literatuur. Men zou zich een heel drama van Ibsen kunnen voorstellen door louter mondelinge overlevering. Maar de conceptie van een symfonie in ondenkbaar via alleen mondelinge overlevering.”
Zonder het notenschrift is ook het ontstaan van de componist ondenkbaar. Nu gaat het schrift vooraf aan de klank. De renaissance kende dat begrip reeds en daarmee de plaats van de componist als schepper van een “werk”. Daarmee begint de muziekpraktijk van de tweede orde. Daarnaast blijft die praktijk van de eerste orde bestaan, maar het in schriftelijke vorm vastgelegde werk bepaalt tenslotte letterlijk de hele muziekcultuur. De Europese kunstmuziek zoals we die algemeen kennen, staat op deze historische trap. Het muzikale denken werd tenslotte in de negentiende eeuw vrijwel volledig beheerst door deze kunstmuziek met het daaraan ten grondslag liggende toonsysteem en de bijbehorende notatiewijze. De concrete historische vormen van de muzikale schoonheid werden omgemunt tot esthetische wetmatigheden.
Het was de muzikale volkenkunde die deze gangbare gedachte ondermijnde. De schok werd ingeleid door de Engelsman Alexander John Ellis (1814-1890) die in 1814 de Londense Royal Society een studie voorlegde, welke met de volgende zin afsloot: “De conclusie luidt, dat de muzikale toonladder niet uniek is en op zichzelf staat. Evenmin is deze ‘natuurlijk’. Er bestaan heel verschillende, erg capricieuze schaalvormen.”
Met zijn studie, die onder de titel “On the Musical Scales of Various Nations” verscheen, heeft Ellis het geloof aan de enige juistheid van het met ons notenschrift gerelateerde toonsysteem ter discussie gesteld.
De mogelijkheid om de verscheidenheid van de in de wereld voorkomende toonsystemen vast te stellen en te produceren, werd pas in de praktijk mogelijk dankzij de uitvinding van de fonograaf van Edison in 1877. Al gauw werd namelijk dit apparaat ook voor muzikaal veldonderzoek gebruikt, te beginnen in de Verenigde Staten. Aan het begin van de 20e eeuw werd onder andere het Phonographische Archiv in Berlijn gesticht. De eerste directeur, E.M. von Hornborstel, verzorgde in 1922 bijvoorbeeld ook een  Duitse vertaling van het werk van Ellis.
Met de fonografie werd niet alleen het fundament gelegd voor de etnomusicologie, maar ook meteen ook principieel voor de mogelijkheid om tot de “wereldmuziek” door te dringen. Ondanks later ontstane misverstanden over dit begrip is dat hier bedoeld als analogie van het door Goethe geïntroduceerde begrip “wereldliteratuur”. Dat omvat zowel een wereldwijde uitwisseling als de gedachte van het gemeenschappelijk literatuurbezit van alle volken.
Het is veelzeggend dat het idee van een wereldmuziek niet tegelijk met het begrip wereldliteratuur tot ontwikkeling kwam. Dat hangt in hoge mate samen met het feit dat ons notenschrift ongeschikt is voor het vastleggen van muziek uit buiteneuropese culturen. Pas de overgang van het noten- naar het klankschrift, van de schriftelijke notatie naar de fonografie heeft hier voor verandering gezorgd. De betekenis van de fonografische registraties die Bartók op de Balkan, in Turkije en Noord Afrika maakte, ligt onder andere mede daarin besloten.
De studie van de boerenmuziek, schreef de veertigjarige Bartók in een autobiografische schets, “was daarom van beslissende betekenis voor me, omdat deze me op de mogelijkheid van een volledige emancipatie van de alleen heerschappij van het bestaande majeur- en mineur systeem attendeerde.”
Zo heeft de fonografie een voortgaande ontwikkeling van het inzicht over de wereldmuziek mogelijk gemaakt. De apparatuur die de etnomusicologen aanvankelijk ter beschikking stond om op te nemen en weer te geven, was nog vrij primitief. In elk geval was die apparatuur nog ongeschikt om het muziekleven zelf en het publieke bewustzijn van muziek te veranderen of te beïnvloeden.
Pas de electrificatie van de geluidsregistratie en -weergave maakte dat mogelijk. Op grote schaal gebeurde dat na de tweede wereldoorlog. Muziekconserven vormen thans het dominerend grote deel van het muziekaanbod. Geregistreerde muziek vormt de hoofdschotel van de muziekconsumptie. Hel wat muziekoptredens danken hun primaire bestaan zelfs aan de geregistreerde vorm. Dat geldt met name voor het grootste gedeelte van de popmuziek. Er zijn ook werken, die helemaal niet meer in schriftelijke vorm worden geconcipieerd, maar die meteen in fonografische gestalte verschijnen: elektronische muziek, musique concrète, tape music.
Dat biedt ons het recht om over een muziekpraktijk van de derde orde te spreken. Ook hier weer dient te worden opgemerkt dat de oude praktijken - notatieloze overlevering en genoteerde muziekwerken - blijven voortbestaan. Niettemin ging de gefonografeerde muziek een kwantitatief steeds grotere rol spelen; hij kreeg geleidelijk een dominant karakter en veranderde de struktuur van het muziekleven kwalitatief:
1) Voor het eerst in de geschiedenis is de muziekweergave in het tijdsdomein losgekoppeld van de uitvoering door de mensen.
2) De elektro-akoestische registratie maakt het mogelijk om muziekvormen te realiseren die in de normale “live” muziek onmogelijk zijn.
3) De compositie kan wat het eindresultaat betreft toe zonder zingende of musicerende mensen omdat elektrische impulsen naar wens van een componist als zodanig kunnen worden gebruikt. In plaats van een “muzikale interpretatie” is dan sprake van een “technische realisatie”.
4) De vastlegging op magnetische band of computerschijf maakt het mogelijk om vrij te beschikken over gedeelten van het opgeslagen materiaal. Daardoor worden allerlei bewerkingen mogelijk: collage, montage, vervreemding enzovoorts. Anders gezegd: zo ontstaat een elektro-akoestische redactie. Het technische medium houdt op om louter overdrachts medium te zijn en wordt een “instrument” in muzikaal-esthetische betekenis. Dat wil zeggen: een werktuig ten dienste van de artistieke expressie.
Afzonderlijk zijn al deze aspecten wel doorgedrongen tot het bewustzijn van brede lagen van muziekliefhebbers. Zo’n honderdvijfentwintig jaar na de uitvinding van de fonografie mag echter best wat meer aandacht worden besteed aan het doordingen van dat bewustzijn van de totale culturele innovatie die de fonografie heeft teweeg gebracht.
Voor het eerst beschikken we over documenten die meer over de artistieke wil van een componist aantonen dan de opgeschreven noten: bijvoorbeeld platen, cd’s en banden, waarop te horen is hoe Hindemith, Stravinsky en Strauss eigen werken dirigeerden of hoe Saint-Saëns en Ravel piano speelden. Voor het eerst blijven documenten bewaard over de uitvoeringspraktijk en de ontwikkeling daarvan gedurende de afgelopen vijfenzeventig jaar. Latere generaties kunnen die ontwikkeling bestuderen en er hun voordeel mee doen.
Het is moeilijk aantoonbaar, maar de belangstelling voor zo authentiek mogelijke uitvoeringen van oudere muziek is waarschijnlijk erg gestimuleerd doordat zoveel uitvoeringen ter vergelijking beschikbaar waren. Zelfs als die stimulans vanuit het negatieve kwam: op die manier doen we het voortaan niet langer.
In een toekomstig muziekmuseum moeten alle vormen naast elkaar te vinden zijn. Van de eigenzinnig romantische aanpak van de Matthäus Passion door Mengelberg tot de meest academische authentieke uitvoering.
De fonografie heeft de van nature vluchtige muziek aan banden gelegd en dienstbaar gemaakt voor de mensheid. Daarbij  werd het muzikale bewustzijn aanzienlijk verrijkt, er werd een historische en haast planetaire dimensie aan toegevoegd, nieuwe kwaliteiten van de vormgeving en de belevenis werden ontsloten.

dinsdag 25 november 2014

Pat Hare

Auburn “Pat” Hare was in de jaren vijftig één van de eerste elektrisch spelende gitaristen die vervorming gebruikte als onderdeel van zijn gitaarspel. Effectpedalen bestonden in die tijd nog niet maar Pat Hare draaide de volumeknop van zijn versterker op tien, liet zijn vingers onnavolgbaar het werk doen en wist zodoende een agressief geluid uit de kreunende speakers te ontlokken.

Pat Hare werd geboren in Cherry Valley, Arkansas op 20 december 1930 en begon op jonge leeftijd gitaar te spelen. Als tiener vertrok hij naar Memphis en Hare werd eind jaren 40 ingelijfd in Howlin’Wolf’s eerste elektrische band
In de jaren 50 werd Pat een ingehuurde kracht voor de Sun Studio’s in Memphis en is als begeleider te horen op platen van o.a. Howlin’Wolf en Bobby “Blue” Bland.
Pat Hare begeleide James Cotten op zijn debuutsessie voor Sun, het kenmerkende spel van Hare is te horen op “Cotton Crop Blues” en “Hold Me In My Arms”
In 1954 zou Pat Hare een solo single voor Sun opnemen “I’m Gonna Murder My Baby”, een song dat acht jaar later een griezelige voorspelling zou blijken te zijn.



Eind jaren 50 verhuisde Pat Hare naar Chicago, speelde regelmatig mee in de band van Muddy Waters en is te horen op het beroemde “Live At Newport” album uit 1960.
In het, na wat later bleek fatale jaar 1962, verhuisde Hare opnieuw, nu naar Minneapolis om samen een met George “Mojo” Brufford een band te beginnen.

In hetzelfde jaar 1962 kreeg de plaatselijke politie een melding van huiselijk geweld tussen een dronken Hare en zijn vriendin.
Bij aankomst ontdekte de opgetrommelde agent dat Pat Hare zijn vriendin had doodgeschoten.
Om een nooit opgehelderde reden schoot Pat Hare ook de agent dood. Uiteindelijk werd Pat Hare door andere agenten neer geschoten, raakte gewond en werd gearresteerd.
Dit was natuurlijk meteen het einde van een relatief korte maar veelbelovende carrière.
Pat Hare werd in 1964 veroordeeld tot levenslang en stierf in 1980 in een gevangenis in Minneapolis aan longkanker.

De single “I’m Gonna Murder My Baby bleef destijds onuitgebracht, maar de song zou jaren later uit de archieven van Sun opduiken en verschijnen op diverse compilatie albums.

zondag 23 november 2014

Muziek en kleur




Door de eeuwen heen heeft het verband tussen kleur en muziek filosofische en creatieve ontdekkingen geïnspireerd en onze referenties en taal op wonderlijke wijze vormgegeven. Dat we specifiek verwijzen naar de 7 kleuren van het spectrum danken we aan Newton’s ontdekking van de breking van wit licht in kleuren en zijn besluit die kleuren te verbinden met de 7 tonen van de toonladder. Hij schreef in 1675 aan de Royal Society: “en mogelijk kan kleur onderscheiden worden in zijn kenmerkende gradaties van rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en diep violet, vergelijkbaar met de wijze waarop geluid binnen een octaaf in tonen wordt verdeeld.”

Gedreven zoals de oude Grieken vóór hem om een integrale kosmologie te ontdekken, geloofde Newton dat de verdeling van licht in kleur overeen moest komen met de 7 tonen van de toonladder, vooral omdat een indeling in 7 een basisprincipe was in alchemie, religieuze filosofie en klassieke kosmologie. Zijn beroemde ‘Kleurencirkel’ laat een basisindeling zien waarin de 7 kleuren geplaatst worden naast de 7 tonen van de antieke Griekse Dorische toonaard, die ten tijde van Newton de kerkmuziek overheerste.

Het zoeken naar een verband tussen kleur en muziek was meer dan louter een wiskundig onderzoek. Voor de Grieken, Newton, Kepler en vele anderen was het een religieuze zoektocht om de verbinding te vinden tussen de geziene en gehoorde wereld van licht en geluid en de ongeziene, ongehoorde wereld van oorzaak en invloed. Net als de alchemistische speurtocht naar de Steen der Wijzen was het een zoeken naar harmonie, niet alleen in het begrijpen, maar juist ook in het zijn.

Muziek en kleur delen dezelfde taaluitdrukkingen. We spreken van ‘toon’ in relatie tot zowel licht als geluid. Muziek kent naast de toonladder van 7 een ‘chromatisch’ (van het Griekse woord voor kleur: chroma) 12-tonen stelsel. Sporadisch zijn er in de geschiedenis verwijzingen naar muziek en kleur te vinden. Musici in het oude Egypte speelden op basis van een kleurenreeks als een soort partituur. Dat concept klonk bij Debussy in de 19e eeuw na toen hij veronderstelde “Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de essentie van muziek niet in een traditionele en vaste vorm gevangen kan worden. Het bestaat uit kleuren en ritmes.”

Naast filosofisch onderzoek probeerde men steeds weer de effecten van kleur en geluid te begrijpen. Plato schreef in zijn Res publica speciale effecten en betekenis toe aan de 7 toonaarden van de Griekse muziek, waarbij hij beschreef welke toonaard bijvoorbeeld opvoeding, orde of welzijn bevorderde. Die Griekse erfenis is nog zichtbaar in het concept van ‘majeur’ en ‘mineur’ en hun verschillende stemmingen.

Ook kleurentherapie - een moderne complementaire therapie - heeft zijn wortels in het verleden. In de 19e eeuw ontstond Chromotherapie onder invloed van het denkbeeld dat kleur een fysiologische reactie veroorzaakt. In de eerste Wereldoorlog hadden sommige ziekenhuizen in Londen zogenaamde kleurgenezing zalen voor gevallen van overspannen zenuwen ten gevolge van onder andere granaatvuur. In dezelfde periode werd er verf op de markt gebracht voor therapeutische doeleinden. Blauw werd gezien als kalmerend en verkoelend, rood als stimulerend.

De combinatie van kleur en muziek als toepassing voor welzijn heeft ook in recenter tijden voorstanders gevonden.

Jimi Hendrix zei in 1970: “Ik zie een tijd voor me waarin mensen een aparte, volledig audiovisueel vormgegeven ruimte hebben. Waar je languit kunt gaan liggen en alles vibreert er in kleuren en geluiden. Een kamer voor overpeinzing om je zenuwen tot rust te laten komen. Het zou ongelofelijk zijn als je muziek kunt maken die zo perfect is dat het als stralen door je heen filtert en die je uiteindelijk zou genezen.”

Het zoeken naar betekenis van kleur en de toepassing in welzijn is nooit opgehouden. Nu mensen de beperking van wetenschap als verklaring van elk menselijk verschijnsel beginnen te zien, wordt er mogelijk meer waarde gehecht aan de menselijke ervaring en het anekdotisch bewijs dat kleur werkelijk een specifiek effect heeft. Wetenschappelijk dogma kan ertoe leiden dat mensen alleen over kleur en geluid denken als willekeurige frequenties in een elektromagnetisch spectrum, maar onze ervaring vertelt iets anders.

We weten allemaal dat kleur en geluid ons beïnvloeden. We kiezen kleur en muziek om een stemming of gevoel uit te nodigen of te bevestigen. We vinden kleur of muziek opwindend, levendig, terneerslaand of verheffend, etc. Dikwijls kan een ervaring van muziek en kleur een gevoelsstaat en connectie bewerkstelligen die voorbij ons vermogen reikt deze in woorden te beschrijven.

Geluid, ritme en kleur zijn een integraal onderdeel van de wereld en van hoe we het leven ervaren. Het zijn voertuigen van menselijke expressie en middelen waarmee de natuurlijke wereld zich aan ons openbaart. In geluid en kleur ligt nog te ontdekken intelligentie, die toegang geeft tot de wereld van energie die het leven verheft en in stand houdt. Ons inzicht hierover mag vertrouwen op het spirituele innerlijke leven en het gevoelsleven van ons bewustzijn, dat aangeeft wat al objectief gemeten kan worden. Mogelijk zullen muziek en kunst van de toekomst deze intelligentie aanboren, waardoor we dichter bij een directe verbinding gebracht worden met de intelligentie van de wereld waarin we leven.

vrijdag 21 november 2014

Angie

Angie is een single van rockband The Rolling Stones uit 1973, van hun album Goat's head soup.
Het nummer werd opgenomen in november-december 1972 en is voornamelijk geschreven door Keith Richards, maar werd vanwege een afspraak vermeld als Jagger-Richards. Het is een akoestische ballade die gaat over het einde van een relatie. Het lied werd bekend om zijn indringende teksten over verloren liefde en verdriet. Zanger Mick Jagger heeft met het nummer een enorme prestatie neergezet, omdat hij zijn vocalen prachtig laat overkomen.
Vragen over de oorsprong van het nummer zijn nooit opgehouden. Ondanks veel geruchten dat het gaat over een relatie tussen Mick Jagger en David Bowie's vrouw Angela, ontkennen de Stones dit. Richards zegt al een jaar voordat Angie werd opgenomen, met de naam zijn gekomen. In het boekje van de compilatie-cd Jump Back (the best of the Rolling Stones) beweert Richards dat het nummer gaat over zijn dochter Angela.



dinsdag 18 november 2014

In Alle Staten: Minnesota

De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian Wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.
Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?

In deze 24e aflevering:
Minnesota
Minnesota
Zouden staatgenoten Bob Dylan en Prince elkaar ooit zijn tegegekomen ? Beide grootheden komen uit Minnesota, zoals ook The Andrew Sisters, Judy Garland en Eddie Cochran.
De ‘dubbelstad’ Minneapolis en St. Paul bracht in de muziekgeschiedenis al veel bekende namen voort, waaronder Bob Dylan, Soul Asylum, The Andrew Sisters en The Replacements. Toch stonden deze Twin Cities, zoals ze ook wel genoemd worden, pas goed in de schijnwerpers vanaf het moment dat Prince er zijn zelfbenoemde debuutalbum opnam en uitbracht. Hij legde met zijn ‘Minneapolis Sound’ al snel de fundering voor een snel groeiende creatieve muziekscene in beide steden.


Maar we kiezen voor Eddie Cochran (1938-1960), Amerikaans rockabillyzanger en -gitarist. Veel van zijn nummers gaan over de vreugdes van het leven als tiener. Hij wordt hierdoor wel eens vergeleken met Buddy Holly. Enkele van zijn bekendste nummers zijn "C'mon Everybody", "Summertime Blues" en "Three Steps to Heaven".

Tijdens de lente van 1960 toerde hij samen met zijn vriend Gene Vincent door Groot-Brittannië, met veel succes. Op 17 april van dat jaar raakten hij, Gene Vincent en zijn vriendin, de liedschrijfster Sharon Sheeley, betrokken in een auto-ongeluk nabij Chippenham toen ze onderweg waren naar het vliegveld van Londen. Vincent en Sheeley overleefden het, maar Eddie Cochran stierf diezelfde dag. Hij was slechts 21 jaar oud. Eddie Cochran was zeer productief, en na zijn overlijden zijn veel platen met nieuw materiaal uitgebracht, die vooral in het Verenigd Koninkrijk goed verkochten. De single "Three Steps to Heaven" werd in dat land ook postuum, een maand na zijn overlijden, een nummer 1-hit.

zondag 16 november 2014

Duo Hofmann


Artikel t.a.v. overlijden George Hofmann (uit: Dagblad van het Noorden - 2 december 1957) ( bron: Historische Kranten Koninklijke bibliotheek)
George Hofmann werkte bij een drukkerij als typograaf, speelde amateurtoneel en vond het leuk om liedjes te schrijven. Eén van zijn eerste nummers was Bloemenmeisje, dat in 1918 ook op de plaat verscheen. Hij ging optreden samen met Truus Meijer, met wie hij later zou trouwen en ze vormden in de eerste helft van de vorige eeuw een zeer succesvol duo, de Gert en Hermien van de Dertiger Jaren worden ze wel genoemd, dat volle zalen trok. Bovendien verkochten hun platen goed. De liedjes die ze op de plaat zetten waren meest smartlappen, met titels, waar André Hazes of de Zangeres zonder Naam jaloers op geweest zouden zijn: Het loon van den arbeid - De arme rijkaard en Kindjes kleertjes. Ze traden vaak op samen met de uit Middelburg afkomstige crooner-cabaretier, zoals je zo iemand in de VS zou genoemd hebben, Jean-Louis Pisuisse, die in november 1927 met zijn echtgenote bij een crime-passionel om het leven kwam.

Duo Hofmann trad later samen op met hun dochters ( één heette voor 't gemak Truusje) als Fam. Hofmann tot na de oorlog. George overleed in december 1957. Hun repertoire klinkt nu gedateerd en stoffig en er zullen nog maar weinigen zijn die zich in hun repertoire interesseren, maar sommige liedjes zijn nog best te pruimen - luister maar eens naar het vrolijke IJs, IJs, IJs, dat we beter kennen in de Engelse versie als I Scream, You Scream, We Al Scream For Ice Cream en dat ook door de Animal Crackers in 1975 van een Nederlandse tekst voorzien werd. ( informatie: De Nederlandse Lichte Muziek van A-Z - Henry Mildenberg)

donderdag 13 november 2014

Woodstock (6)

Van 15 tot en met 18 augustus 1969 werd op een stuk landbouwgrond te Bethel in de staat New York, VS, het Woodstock Art- en Fairfestival gehouden. Het openlucht-concert werd vooral bekend om de optredens van beroemde en minder beroemde artiesten. Ruim een half miljoen mensen trotseerden regen- en onweersbuien met behulp van wat stimulerende middelen, lekke tenten en heel veel liefde. Bekend zijn de optredens van oa.a. Jimi Hendrix, Joe Cocker, Santana en Janis Joplin, maar in deze serie aandacht voor de optredens en artiesten die in de vergetelheid zijn geraakt.
John Sebastian bijvoorbeeld. Zoon van de beroemde mondharmonicaspeler John Benson Sebastian Sr. en oprichter van The Lovin' Spoonful. Het optreden op Woodstock was niet geheel volgens het draaiboek.


maandag 10 november 2014

Canon van de Nederlandse Popmuziek: 1968

Cabarock: rock in het theater Neerlands Hoop in Bange Dagen
Eind jaren zestig richten Bram Vermeulen en Freek de Jonge het progressieve cabaretduo Neerlands Hoop op. Het duo is niet alleen vernieuwend, maar trapt ook tegen heilige huisjes. Neerlands Hoop neemt geen blad voor de mond en staat bij veel mensen te boek als brutaal en hard. De groep roept dan ook bewondering als verguizing op. Wat Neerlands Hoop verder bijzonder maakt, is dat zij in hun programma’s een belangrijke plek inruimen voor popmuziek. Neerlands Hoop is de eerste groep die cabaret met popmuziek samensmelt. In het voorjaar van 1968 debuteert Neerlands Hoop met het programma Neerlands Hoop In Bange Dagen. De gelijknamige plaat verschijnt twee jaar later. In 1969 echter wordt de single Zeven Ballen En Een Piek uitgebracht, waarop Freek en Bram begeleid worden door het trio Thijs van Leer aangevuld met Jan Akkerman, die later furore maken als Focus. Neerlands Hoop gaat ook met een echte popgroep optreden, bestaande uit Jan de Hont (ex-Maskers), drummer Harry Heeren (ex-Lords) en de jeugdige gitarist Thé Lau (The Scene). In 1976 nemen Freek en Bram de plaat Hoezo Jeugdsentiment op, een LP met Nederlandstalige bewerkingen van popklassiekers. Kortom: Neerlands Hoop neemt een bijzonder plek in omdat zij de weg hebben geplaveid voor talloze groepen die cabaret en popmuziek samenbrengen, zoals later Arthur Umbgrove, Acda & De Munnik of Veldhuis & Kemper.

vrijdag 7 november 2014

Muziek tegen ziektes

Muziek kan volgens onderzoekers ook een geneeskrachtige werking hebben. Het beïnvloedt de hersenen dusdanig dat er stoffen worden aangemaakt die voor genezing kunnen zorgen. Een voorbeeld vinden we terug in de bijbel (1 Samuel 16:14-23). Koning Saul leed aan depressie en kon gekalmeerd worden als David op de harp speelde. Uit een onderzoek van Lombard uit 1887 bleek dat het menselijke zenuwstelsel reageert op muziek. Uit andere experimenten werd duidelijk dat endocriene klieren meer secreten afscheidde. Tot het endocriene stelsel behoren onder meer de hypofyse en de schildklier. Deze klieren geven de secreten (hormonen) direct aan het bloed af. Veel ziektes worden veroorzaakt door tekorten van secreties in de endocriene klieren. Muziek zou ervoor zorgen dat er meer secreten door het lichaam worden aangemaakt.

We laten de technische kant even varen. Uit onderzoek blijkt dat muziek een effectief middel is tegen verschillende ziektes. Epilepsie, hysterie en allerlei andere zenuw- en hersenziekten bleken (gedeeltelijk) tegengehouden te kunnen worden door muziek. Het geheugen kon terugkeren door muziek. Verlamde spieren werden in de onderzoeken opnieuw geactiveerd en tijdelijke zwakzinnigheid werd uitgebannen. Florence Nightingale schreef vocale en instrumentale muziek aan haar patiënten voor om ze zo te genezen van oorlogsneurosen. Verschillende artsen gebruikten muziek met succes om slapeloosheid bij patiënten weg te halen. Dr. Kravkov ontdekte dat door muziek het gezichtsvermogen met 25 procent verbeterd kon worden. De proefpersonen ondergingen een muzikale stimulans. Ze deden extra hun best en door de extra inspanning zagen ze meer.


Muziek verlaagt de afgifte van het stresshormoon cortisol waardoor we ons kunnen ontspannen. Het activeert ook het beloningssysteem in onze hersenen dat actief is bij seks, lekker eten en het gebruik van drugs als heroïne en cocaïne. Door het beloningssysteem voelen we ons goed. Dat verklaart waarom we het zo fijn vinden om naar muziek te luisteren. Elk onderdeel van muziek wordt op een aparte plaats geanalyseerd. Later worden deze onderdelen weer samengebracht. Ritmes worden bijvoorbeeld verwerkt in de basale kernen en in het cerebellum. Deze gebieden zijn ook betrokken bij het voorbereiden en coördineren van bewegingen. Ritme en beweging zijn dus nauw met elkaar verbonden, daarom dansen en bewegen we vaak met de muziek mee.

De meeste doktoren zijn het erover eens dat muziek een sterke invloed uitoefent op de hersenen. Vanaf daar zou de muziek via het zenuwstelsel andere lichaamsdelen beïnvloeden. Op deze manier worden de functies van spijsvertering, bloedsomloop en ademhaling beïnvloedt. Volgens Dr. Cutter komt dit doordat muziek de hersenen op een aangename manier bezighoudt, waardoor het zenuwstelsel ongestoord zijn gang kan gaan. Dit is echter nog niet bewezen. Feit is wel dat muziek de enige kunstvorm is waarvoor dieren en zwakzinnigen gevoelig zijn. Richard de la Prada ontdekte dat muziek op je zenuwstelsel inwerkt, onafhankelijk van intelligentie.

dinsdag 4 november 2014

Norwegian Wood

In onze niet officiele serie " Zo kan het ook" vandaag een publicatie van Norwegian Wood, een van de krakers uit het repertoire van Gerrit en de Krekels.

vrijdag 31 oktober 2014

Muziek en de oude Grieken

De Oude Grieken vatten de muzen poëzie, muziek, toneel, literatuur en filosofie onder één noemer. Eigenlijk is dat misschien wel te prefereren, maar afzonderlijk zijn die muzen ook te bewonderen. Het enige complete liedje uit het Oude Griekenland is overgeleverd via een grafsteen uit de landstreek Ionië (nu Turkije) uit plm. de eerste eeuw voor Christus. Het is zelfs het oudst overgebleven liedje compleet met muzieknotatie dat we kennen. Muziek is al zo oud als de mens, maar we zullen nooit weten hoe die oude muziek moet hebben geklonken, en zelfs het Griekse liedje van Seikilos (de man van de vrouw die in het graf ligt) is een interpretatie van de oorspronkelijke klank. Toch is het heel ontroerend om dit drinklied te horen en erbij na te denken, wat deze Seikilos moet hebben gedacht en gevoeld bij de dood van zijn vrouw. Het liedje vat poëzie, muziek en filosofie samen:
Hoson zēs, phainou
Mēden holōs sy lypou;
Pros oligon esti to zēn
To telos ho chronos apaitei

Schijn, zolang je leeft,
en lijd aan niets,
het leven bestaat slechts korte tijd,
en de tijd eist zijn tol.


woensdag 29 oktober 2014

Leeslint: The Band (10)

In 1983 werd The Band, zonder Robertson, weer bij elkaar gebracht en begon weer te toeren in een acht-mansformatie: Levon Helm, Rick Danko, Richard Manuel en Garth Hudson, aangevuld met Earl Cate (gitaar), Ernie Cate (keyboards), Ron Eoff (basgitaar) en Terry Cagle (drums).
Tijdens een van deze tournees, op 4 maart 1986, pleegde Richard Manuel zelfmoord in een hotelkamer in Florida. Als zanger was Manuel nauwelijks te vervangen (ondanks de hulp van Blondie Chaplin in de rest van dat jaar), maar als pianist werd hij opgevolgd door Stan Szelest, oud-lid van The Hawks die op zijn beurt op 20 januari 1991 overleed door een hartaanval. Hij werd tijdens een tournee vervangen door Billy Preston, die op dat moment echter zulke grote problemen met justitie had, dat hij niet kon ingaan op de uitnodiging om vast lid van The Band te worden.



Rond 1990 werd voor het platenlabel Sony een nieuw album Tombstone opgenomen, met als producer de songwriter Jules Shear, die naast Danko en Helm ook een deel van de zang voor zijn rekening nam. Het album werd nooit uitgebracht, omdat Sony bij nader inzien geen commercieel succes verwachtte van The Band zonder Robertson en Manuel.
Pas in 1993 bracht The Band, voor het eerst sinds The Last Waltz en Islands, weer een album uit: Jericho. De groep bestond nu uit Helm, Danko en Hudson met de nieuwe leden Randy Ciarlante (drums, zang), Jim Weider (gitaar) en Richard Bell (piano). De laatstgenoemde (overleden op 15 juni 2007) had deel uitgemaakt van de begeleidingsband van Janis Joplin. Net als op de volgende albums High On The Hog (1996) en Jubilation (1998), was de muzikale uitvoering vlekkeloos, maar de ware 'geest' ontbrak. Zonder Robbie Robertson bleken de Bandleden niet in staat nieuw materiaal te componeren dat de vergelijking met hun eerste albums kon doorstaan. Robertson gaf te kennen dat hij de nieuwe Band alle goeds toewenste, maar dat hij zich in een andere richting had ontwikkeld en niet meer mee wilde doen. Levon Helm, die nog lang met verbittering over hem sprak, zou dat ook niet geaccepteerd hebben.
Op 10 december 1999 verloor The Band nog een lid toen Rick Danko op 56-jarige leeftijd stierf na een leven vol drugs-problemen. Daarmee was de groep definitief ten einde.
The Band (in de oorspronkelijke samenstelling) werd in 1989 ingevoerd in de Canadian Music Hall of Fame en in 1993 in de Rock and Roll Hall of Fame.

zondag 26 oktober 2014

1962 ♫ ♫ The Rolling Stones



Op 26 oktober 1962 nemen The Rolling Stones in de studio van jazzgitarist Curly Clayton, bij het stadion van voetbalclub Arsenal in Londen, in eigen beheer een grammofoonplaat op. De groep bestaat uit zanger Mick Jagger, gitaristen Brian Jones en Keith Richard, pianist Ian Stewart en drummer Tony Chapman. Opgenomen worden You Can't Judge A Book By The Cover van Bo Diddley, Soon Forgotten van Muddy Waters en Close Together van Jimmy Reed. Een paar dagen later sturen The Rolling Stones deze opnamen naar Neville Skrimshire van EMI Records. Zij krijgen geen reactie. Bij platenmaatschappij Decca is de reactie: "Jullie komen nergens met die zanger." Een versleten exemplaar van deze demo heeft Tony Chapman op 6 april 1988 bij de Philips' Rock'n'Roll Memorabilia-veiling in Londen 6000 pond opgeleverd.
Op 25 oktober 1964 treden The Rolling Stones voor het eerst op in The Ed Sullivan Show. In aflevering 806 van het Amerikaanse tv-programma speelt de groep Time Is On My Side en Around And Around.